Vandaag was ze er weer, die verschrikkelijke moeder. Die moeder die telkens weer pogingen doet om er te zijn voor haar kleintje, maar wie het simpelweg niet lukt om te geven wat ze diep van binnen zou willen geven.
Die moeder die begint te schreeuwen en de meest wanhopige en gekste dingen blèrt naar de lieve kleine oortjes van haar kleintje. Dingen die ze ooit had genoemd en zichzelf had beloofd om nooit te zeggen tegen haar eigen kleintje.
“Ik word knettergek van je. Als je dit niet doet, dan zet ik je buiten. Je zoekt maar een andere moeder.”
Die verschrikkelijke moeder, was ik.
En ik schaam me. Wat voelt dit klote. Ik zou dit scenario zo graag terug willen draaien. Ongedaan willen maken. Maar helaas. Het is gebeurd.
Mijn dochter moet medicijnen slikken tegen haar epilepsie. Medicijnen in de vorm van een drankje. Dat drankje mogen we mixen door haar drinken zodat het wat makkelijker wegdrinkt. Tot op heden ging dat altijd redelijk goed. Totdat daar onlangs nog een drankje aan toegevoegd werd. Een drankje met een sterke, onaangename smaak. Een drankje wat mijn dochter niet drinken wil.
We zitten in een machtsstrijd waar we allebei niet in willen zitten. En het is geen strijd om eten, waarin je kunt onderhandelen of kunt denken, laat maar zitten, ze eet morgen wel weer. Nee, in deze strijd móét álles naar binnen, terwijl we het beiden diep van binnen niet willen. In deze strijd zou ik zo graag de macht aan een ander willen geven, want ik wíl hier helemaal geen macht in. Ik heb überhaupt een hekel aan het woord.
Controle verliezen. Een verschrikkelijke moeder worden. Ik haat het.