Een van mijn grootste angsten is dat mijn kleintjes geplaagd worden. Geplaagd zonder dat ik in kan grijpen, ze kan beschermen. Een andere angst is dat ze zelf gaan plagen. Dat lijkt me ook heel vervelend, maar vandaag gaat het over die eerste angst. Geplaagd worden.
Een paar weken geleden ging ik de nageltjes van mijn dochters lakken. Toen mijn zoontje dat opmerkte, wilde hij ook zijn nageltjes gelakt hebben. Rood. Knalrood. Ik probeerde nog op hem in te praten door alleen zijn duimpjes te lakken, maar hij was vastbesloten. Al zijn nageltjes moesten gelakt. Oké, maar dan haal ik het wel ’s avonds weer van zijn nageltjes af, was de afspraak.
Mijn dochters giegelden een beetje om de rode nageltjes van hun broertje en zodra het erop zat, riep hij wijs: “Ik ben SPIDERMAN!!”
Ja… Inderdaad, die had ik even niet aan zien komen. Maar toch voegde ik de daad bij het woord en maakte zijn nageltjes diezelfde avond weer schoon.
Afgelopen weekend. Paasweekend. En het weekend dat we de derde verjaardag van het peutertje vierden. Druk, druk, druk dus. Maar we waren wel in de feeststemming en de nageltjes werden weer op z’n paasbest gemaakt. En welja, de kleuter zijn nageltjes kregen ook weer een mooi kleurtje. Blauw dit keer. Geen Spiderman, geen Hulk, een Smurf misschien? Het maakte mij eigenlijk ook helemaal niet uit. Hij was blij, ik dus ook.
En toen was het dinsdagochtend. Mijn kleintjes moeten blij zijn als ze ’s morgens met gekamde haren de deur uit gaan. Het laatste waar ik aan denk zijn nageltjes checken. En dus ging mijn mannetje met blauwe nagellak op zijn nageltjes zijn klasje binnen. Ik lig met mijn hoofd in gedachte nog op mijn hoofdkussen, al is het alleen maar om niet te hoeven denken aan de bende die het Paasweekend en verjaardagsfeestje in mijn woonkamer hebben achtergelaten. Maar opeens word ik wakker geschud door een paar (in mijn ogen) ettertjes die in koor roepen: “Hij heeft nagellak op zijn nagels!”. En ik zie mijn mannetje daar een beetje beduusd en overrompeld staan tussen kereltjes die minimaal een kop groter zijn. Ik probeer hem bij te staan door hem in te fluisteren: “Jij hebt monsternageltjes!”. Maar het deert hem niet; “Nee hoor mama”, antwoordt hij.
Diezelfde middag moet ik toch nog even verhaal bij hem halen. Want het zit me dwars. Stel je voor dat het hem dwars zit, dan moet hij er op zijn minst toch over kunnen praten…
“Liefje, vonden de kinderen uit je klas jouw nageltjes mooi?”, vraag ik hem.
“Nee, ze vonden het niet mooi mama”, antwoordt hij op een normale toon. Helemaal niet verdrietig of boos, maar gewoon, zoals hij altijd praat.
“Maar wat vond jij daar dan van?”, probeer ik, zodat hij misschien over zijn gevoel kan praten…
“Ik vond mijn nageltjes wel mooi”, zegt hij dan zoals het is.
Tja… En zo is het. Hij vindt het wel mooi. Punt.
Maar dat loslaten blijft toch een ander puntje… Punt.
Afbeelding: Shutterstock