Deze weken rondom Sinterklaas zijn een stressvolle tijd.
Het ene kind trekt zich er niet veel van aan, hij vindt het allemaal wel geinig, maar veel indruk maakt het niet. Hij slaapt prima en doet overdag gewoon zijn ding.
Het andere kind gaat er bijna aan onderdoor. Hij stuitert van de ene kant van de kamer naar de andere kant van de kamer en ondertussen maakt hij de meest bizarre en hysterische geluiden. ’s Avonds kan hij niet slapen, ’s nachts heeft hij enge dromen en overdag weet hij soms niet waar hij het zoeken moet.
Tieners en pre-tieners hebben niet meer zoveel last van deze Sinterklaasstress. Maar geheel stressvrij zijn de meeste niet. Door de toenemende druk om uit te blinken op school en door hectische schema’s die gevuld zijn met sportclubjes en andere activiteiten, zijn sommige kinderen het hele jaar door gestresst.
Natuurlijk gaat ieder kind anders om met deze stress, dat is geheel afhankelijk van hun persoonlijkheid, maar ook van de handvaten die ze van hun ouders krijgen.
Heb je als ouder geen idee hoe je je gestresste kind begeleiden kan? Hier een paar zinnetjes om tegen je kind te zeggen in stressvolle tijden.
– Laten we even pauze nemen.
– Nu gaan we wat leuks doen, waar heb je zin in?
– Laat je hersenen even met rust en geniet van de stilte.
– Er is geen druk.
– Waar maak je je zorgen over?
– We parkeren je zorgen in de hoek en kijken over een uurtje of het er nog staat.
– Laten we even een ontspannen ochtend houden. Het begin van een stress-vrije dag.
– Wanneer je iets voor het eerst probeert, dan kun je niet falen. Het ergste wat er kan gebeuren is dat het niet lukt.
– Hoe voel je je?
– Het is oké, je bent veilig.
– Is er een plek waar je nu het allerliefste zou zijn?
– Luister naar je buikje. Voor de oudere kinderen: luister naar je gevoel.
– Ik ben ook weleens bang.
– Je bent niet alleen.
– Alles komt goed. Vertrouw me.
– Neem even diep adem. En nog een keer.
– Wanneer je in de stress schiet, neem dan 5x diep adem.
– Ik begrijp je.
– Laten we praten over het ergste geval en het beste geval.
– Waar ben je bang voor?
– Ik ben trots op je, omdat je het hebt geprobeerd.
– Wat kan ik doen om je te helpen?
– Weet je nog dat het je de vorige keer ook lukte?
– Wat er ook gebeurt, ik ben er voor je. En ik ben trots op je.