Ik ben een moeder van twee dochters die ongeveer anderhalf jaar met elkaar schelen. Twee meiden die niet alleen als twee druppels water op elkaar lijken, maar doordat ze vrij dicht op elkaar zitten ook veel met elkaar delen. Ze gaan naar dezelfde school, zitten op dezelfde sport en als gezin zijn we er ook vaak samen op uit. Het komt dan ook regelmatig voor dat mensen zeggen dat ze echt op elkaar lijken.
Maar toch zijn ze zó verschillend van elkaar. De één staat altijd graag in de belangstelling, terwijl de ander het liefste op schoot of zelfs in mij kruipt. De één heeft totaal geen podiumvrees en zingt en danst voluit, terwijl de ander liever haar creativiteit stort in rustig knutselen en tekenen aan tafel. De één leest ’s avonds een boek voor het slapen gaan, terwijl de ander liever nog even een TikTok maakt. Voor de buitenwereld zijn ze misschien hetzelfde, maar wij als ouders weten dat het twee eigen persoontjes met eigen interesses zijn. Vergelijken heeft geen nut.
Toch is dat, vooral zo aan het einde van het schooljaar, lastig om niet te doen. Het is heel verleidelijk om de rapporten naast elkaar neer te leggen en te vergelijken hoe de één het ten opzichte van de ander doet. De oudste wordt de maatstaaf waaraan gemeten wordt. Welke cito-score had zij in groep 4? En welke boekenreeks las ze toen ze net lezen kon? Ik zou willen dat het allemaal niet uitmaakt, dat allebei mijn meiden op hun eigen tempo mogen ontwikkelen en dat ik me aan mijn eigen belofte hou ze niet met elkaar te vergelijken. Maar toch deed ik het. En wat was daar dan zo erg aan?
Van een oudste kind wordt vaak het meeste verwacht. Hij of zij is degene die alles voor het eerst doet. Ze leert als eerste lezen, ze zal als eerste toetsen moeten leren en huiswerk moeten maken. En vaak wordt het oudste kind ook als voorbeeld neergezet voor een jonger broertje of zusje. Door continu deze vergelijking te maken, zal er een kloof ontstaan tussen de kinderen. Maar het zal ook effect hebben op het individu. De oudste kan sneller last krijgen van faalangst, terwijl de jongste juist een laksere houding zal aannemen, want zij zal het toch nooit zo goed doen als haar broer of zus.
Het draait niet altijd om presteren, dat is een harde les die mijn man en ik in de praktijk geleerd hebben. Onze oudste kon op jonge leeftijd al lezen, iets wat ze zichzelf heeft aangeleerd. Waar haar leeftijdsgenootjes voor de buis zaten om filmpjes te kijken, pakte zij een boek. Trots gaven de man en ik onszelf een schouderklopje voor het opvoeden van zo’n slim kind. Totdat we deze verwachtingen ook bij haar zusje neerlegde. Pas na de zoveelste poging om haar aan het lezen te krijgen, begon het kwartje te vallen.
Uiteindelijk bleek ze last te hebben van een lichte vorm van dyslexie. Haar hersenen functioneren gewoon op een andere manier. Het lezen kost haar veel moeite en ongelofelijk veel concentratie. De manieren die we gebruikten om haar zus te helpen met huiswerk, waren niet de manieren om haar te begeleiden. Mijn man en ik hebben dat moeten leren en vooral moeten loslaten.
We geven onszelf nog steeds schouderklopjes. Maar niet alleen voor het opvoeden van slimme kinderen, maar van beleefde, gezellige, speelse, ondernemende en vooral lieve kinderen. Kinderen die zichzelf mogen en kunnen zijn. Kinderen die hun sterke en ook minder sterke kanten mogen hebben.
Vergelijking is de dief van de vreugde en geluk. Ik ben blij dat we deze les vroeg geleerd hebben.
Afbeelding: Shutterstock / Evgeny Atamanenko