Wat je niet wist… Totdat je een ziek kind had.

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Maar goed ook, want dan zou je er ook niet aan beginnen… Of toch wel?

Normaal gesproken schrijf ik hier geen zwaarwegende blogs. Ik schrijf over mijn kleintjes, waar ze mee spelen, wat ze dragen en soms met een korreltje zout over hilarische momenten ‘wat ik van te voren niet wist’. Maar er zijn soms ook vervelende dingen die je van te voren niet weet…

Elke ouder wil dat zijn kind gelukkig en gezond is.  ‘Als het maar gezond is’ is een veel gebruikte term. En als we na de twintig weken echo te horen krijgen dat alles goed is, is dat natuurlijk een heerlijk gevoel. Helaas krijgt niet iedereen positieve twintig weken echo, persoonlijk heb ik daar geen ervaring mee. Maar het lijkt me verrekte lastig om voor een keuze te komen staan, die je eigenlijk helemaal niet maken wilt. Wel weet ik dat de term ‘Als het maar gezond is’ weinig garantie biedt. Kinderen kunnen namelijk ziek worden, ernstig ziek. Daar ga je niet vanuit en het is ook onbegrijpelijk als het je kleintje overkomt. Het gebeurt namelijk altijd bij een ander.

Maar toen was mijn kleintje opeens ‘die ander’. Ze was ziek, ernstig ziek, zonder dat wij zagen dat ze ziek was. Ze had een tumor en die tumor hoorde daar niet, die tumor hoorde niet bij haar, dat is wat ik wel zag. Vanaf het moment dat je zoiets te horen krijgt, beland je in een wereld waar je geen weet van hebt. Een wereld die de kinderafdeling van het VUmc heet, 9b. Vol met ernstig zieke kindjes, kankerpatientjes.
Je komt terecht in een achtbaan en tussendoor uitstappen is geen optie. Het doet pijn om je kleintje te moeten zien vechten, vechten om niet zieker te worden. Vechten zonder dat ze weet waarvoor ze vecht, omdat je het simpelweg haar niet uitleggen kan. Maar ze heeft overlevingsdrang, dus ze vecht.

Dit gebeurde allemaal een jaar geleden. 2014 is voor ons dus het jaar van ‘een jaar geleden’. Deze maand, een jaar geleden, kreeg mijn kleintje haar negende en laatste chemokuur. Een magisch moment, een opluchting, een feest, een einde aan een heftige rit. Maar gek genoeg ook een begin van een angst. Angst voor de toekomst. Een angst die komt en gaat. Een angst die moet slijten. Een angst die je denkt onder controle te hebben en ook zo weer door je vingers glipt. Angst voor de terugkomst van de kanker.

Mijn kleintje is onder controle en deze maand zit er weer een controle aan te komen. Een periode waarin ik mijn angst moeilijk onder controle kan houden en van alles in mijn hoofd haal. Maar ik kijk uit naar het magische moment. Het verlossende woord. Het moment van de bevestiging dat het goed zit. Zodat we weer kunnen genieten van de dag. Een dag zonder angst.

Wat je niet wist… Een broer!

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Maar goed ook, want dan zou je er ook niet aan beginnen… Of toch wel?

Vorige week vertelde ik hoe het is om een ‘jongens-mama’ te zijn. Maar hoe is het voor meisjes om een broer(tje) te hebben?

Wat je niet wist… totdat je een broer had.

Deze regel gaat voor mij niet op. Als jongste met twee broers boven mij heb ik altijd al geweten hoe het is om een broer te hebben. Het hebben van een broer heeft zo z’n voor- en nadelen:

– Broers winden er geen doekjes om. Als ze vinden dat je een dikke reet krijgt, zullen ze je dat ook duidelijk laten weten. Is dat een voor- of nadeel? Ik weet het niet.

– Broers jatten je kleren niet uit je kast. Althans, niet dat ik weet. Ik heb het in ieder geval nooit gemerkt.

– Broers krabben je niet of trekken niet aan je haar. Maar ze geven je een stomp op je arm of binden je armen op je rug net zo lang totdat je ‘genade’ roept.

– Dankzij je broer worden je sociale kringen vergroot. Rond de pubertijd krijg je er heel veel (tijdelijke) vriendinnen bij. Uiteindelijk kom je erachter dat die vriendschappen heel ergens anders om draaiden…

Maar goed, dit gebeurt voornamelijk allemaal in de puberteit. Maar waar hebben kleine meisjes, mijn meisjes dus, mee te stellen als ze een broer(tje) hebben? Of eigenlijk moet mijn mannetje het met zijn zussen stellen, het is maar hoe je het ziet.

– Een broer(tje) is heel handig om voor je uit te duwen als je zelf iets heel eng vindt.

– Een broer(tje) is heel handig om de de schuld te geven voor iets dat verdwenen, of kapot gegaan is. Je kunt hem ook de schuld geven van de bende die er gemaakt is.

– Ook kleine jongetjes houden van stoeien en kleine zusjes zijn de beste prooien.

– Grote zussen zijn maar voor een korte tijd groter en sterker, voor ze het weet is dat kleine broertje groot.

– Maar een broer(tje) is de enige die zijn zus(je) mag afslachten en is haar grootste plaaggeest, maar heeft ze hulp nodig dan springt hij voor haar in de bres.
En zo beschermt hij z’n kleine zusje voor vervelende zandgooiende jochies in de zandbak. Kom niet aan zijn zusje!

– Als een broer iets krijgt, denkt hij altijd aan zijn zus. ‘Heb je er ook één voor mijn zus?’, vraagt hij dan. En zo niet, dan deelt hij het. OK, dat altijd is niet helemaal altijd, maar meestal wel. Echt. Een broer kan heel lief zijn.

– Een broer(tje) pakt op de juiste momenten de hand van zijn zus(je) vast en ontdekt het liefst samen met haar de wereld. En dat ontdekken kan alleen maar met gekibbel gaan. Dat moet ook, want uit onderzoek is gebleken dat broers en zussen die veel hebben gekibbeld, een zeer hechte band hebben.

broer is lief

Wat je niet wist… Totdat je een jongen kreeg

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Maar goed ook, want dan zou je er ook niet aan beginnen. 

Ik zal er geen doekjes omheen winden. Toen ik zwanger was van mijn eerste en te horen kreeg dat het een meisje zou worden, was ik dolgelukkig. Ik wilde namelijk heel graag een meisje, een dochter. Tijdens mijn tweede zwangerschap was ik dan ook overtuigd dat ik weer een meisje zou krijgen. Ik was duidelijk een ‘meisjesmama’ en bovendien, wat moest ik nou met een jongen? Daar heb ik toch geen verstand van. U begrijpt dat het even omschakelen was voor mij, toen uiteindelijk bleek dat er een jongen in mij groeide, een zoon!

Al snel was ik aan het idee gewend en in het begin is een baby een baby. Meisjesbaby’s zijn roze en jongensbaby’s zijn blauw, nou ja de accessoires dan. Verder hebben ze allemaal dezelfde behoeftes; eten, slapen, poepen, knuffelen, dat soort dingen.

Maar baby’s blijven geen baby’s en door de tijd heen merk je dat je een jongen hebt. Bijvoorbeeld als je lieve zoete jongetje heel hard begint te brullen en denkt een tijger of een leeuw te zijn die alles om zich heen verslinden moet. En een fase verder fan wordt van superhelden zoals spiderman en denkt ook zo te kunnen vechten als zijn held. Wat zich uit op zijn zusjes die hij vangt en in de gevangenis ‘gooit’, of op hun hoofd gaat zitten wat resulteert in een bloedlip.

Zindelijk worden. Ook zoiets wat compleet anders verloopt bij een jongentje als bij een meisje. Een jongetje denkt overal te mogen plassen (nu gaat dat ook wel een stuk makkelijker als bij een meisje), of zal hij met dat wildplassen zijn terrein afbakenen, zijn territorium verdedigen? Zoals afgelopen zomer, toen hij uitgebreid zijn plas aan het rondsproeien was, vóór onze tent. In het bijzijn van zijn vriendjes uiteraard, die vol bewondering naar deze prestatie keken.

Voor mijn mannetje zijn eerste verjaardag heeft de dokter zijn wenkbrauw al een keer moeten plakken. Met een jongen moet je altijd pleisters op zak hebben. Negen van de tien keer dient een pleister als ’troostpleister’, maar dat is dan wel negen van de tien keer op een dag. Ga er dus vanuit dat het minimaal 1x per dag echt raak is.

Maar het stunten leert hij er niet mee af. Alles wat een plank is, of op een plank lijkt, daar maakt hij een skateboard van, of een stuntbaan, of iets anders waar hij halsbrekende toeren mee uithaalt. Het kereltje is nu drie, ik houd m’n hart vast voor als hij zes is, of negen, of twaalf…

skateboard

Maar er is nog meer typisch jongetjes-gedrag. Alles wat hij tegenkomt, wil hij slopen. En al helemaal als het een, door zijn grote zus met veel moeite in elkaar gezet, Lego friendshuis is. Ook hier houd ik mijn hart vast voor als hij zes, negen of twaalf is…

En hoe aanwezig een zoon kan zijn, het kan ook opeens heel verdacht stil zijn. Het kan zijn dat hij dan even aandachtig en ingespannen een treinbaan bouwt, maar het kan ook zo zijn dat hij snoepjes heeft gepikt en ze stiekem in een hoekje op zit te eten.

Máár het aller allermooiste van het hebben van een zoon is dat het ‘mama-kindjes’ zijn. Een zoon gooit zijn armpjes om je nek en zegt met z’n allerliefste stemmetje dat jij de allerliefste bent. Hij geeft je de allerlekkerste kusjes en zijn lach laat je smelten!

Ik ben ook best een jongens-mama!

Wat je niet wist… De supermarkt!

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Dat is maar goed ook, want anders zou je er ook niet aan beginnen. En zo begin ik nu aan een reeks ‘Wat je niet wist’. Achteraf kan ik zeggen of ik er aan had moeten beginnen, of niet. We zullen zien.

Voor je aan kinderen begon, wist je niet wat er zou gebeuren als je met drie kleintjes naar de supermarkt moet.

Je bent gewend om even snel na je werk een boodschapje te doen. Even het avondeten, een toetje en nog wat lekkers voor bij de film ’s avonds. Maar als je kleintjes krijgt, dan gaat dat anders. Dan ga je niet meer even snel een boodschapje doen. Nee, dan wordt dat een hele uitdaging waar je steeds meer en meer tegenop gaat zien. Even een boodschapje doen is dan vergelijkbaar met twee uur sporten na zes weken vakantie met (veel) wijn en (veel) stokbrood. Dit is wat er gebeurt, als je met drie kleintjes naar de supermarkt moet:

Als je met drie kleintjes de supermarkt in loopt, willen ze alle drie een eigen karretje of mandje. ‘Ach waarom niet?’, denk je de eerste keer nog. Tijdens je vlugge boodschap-rondje kom je er bij de kassa achter dat je kleintjes, na een aantal schappen te hebben geruïneerd ook nog van alles in hun karretje gemikt hebben. Boodschappen die jij niet op je lijstje had staan. ‘Volgende keer gaan ze alle drie in de grote kar…’

Uiteindelijk vergeet je dit en denk je een aantal maanden later een leuke moeder te zijn door je kleintjes allemaal een eigen karretje te geven. Inmiddels weten ze het snoepschap met hun ogen dicht te vinden en nog botsen ze tegen alles en iedereen aan omdat ze er alle drie als eerste willen zijn. Dit is een gevalletje ‘dit had ik kunnen weten’. Snel door dus.

De volgende keer denk je ‘mijn kleintjes kunnen wel een karretje delen’. Ze gunnen elkaar namelijk alles en hebben nooit ruzie (ahum) en dan hoeven ze ook geen wedstrijdje te doen, want er is maar één kar. Helaas kunnen ze toch iets minder goed delen dan je had gedacht. Ze kunnen wél heel erg hard gillen. Zo hard, dat het winkelend publiek er stil van wordt. Vervolgens dweilt er ook nog één de vloer met zijn tranen en trui, omdat hij vond dat het zijn beurt was om het karretje te duwen. Als je, na een half uur, met hartkloppingen en klotsende oksels de vijf boodschapjes bij de kassa hebt afgerekend, beloof je jezelf ‘dit nooit meer’.

in de supermarkt

Vanaf nu wordt het boodschappen doen een uitje, voor jou, ALLEEN, de kleintjes blijven thuis. Bijna net als vroeger.