Wat je niet wist… Totdat je een peuter had

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Maar goed ook, want dan zou je er ook niet aan beginnen. 

Weet je nog? Toen je peutertje een dreumesje was? Toen hij of zij nog heel schattig wat woordjes brabbelden en dat je dacht dat het niet nóg eigenwijzer kon…

Totdat je een peuter had, wist je niet…

– dat het schattige gebrabbel van je dreumesje over gaat naar ingewikkelde vragen die altijd beginnen met “Waarom???”. Zelfs als je als antwoord geeft “Waarom, waarom… Waarom zijn de bananen krom??”, kan hij het nog presteren om zich af te vragen waarom de bananen krom zijn.

– dat je er op een dag achter komt dat je kleine onschuldige peutertje opeens heel goed kan jokken! Gelukkig hoorde ik laatst dat je daar heel trots op kan zijn, omdat het een mijlpaal in de ontwikkeling is. Je peuter kan namelijk vooruit denken.

– dat je, ook al kan hij jokken, toch wel achter de waarheid komt. Als hij namelijk met zijn mond vol snoep zo overtuigend mogelijk ‘NEE’ aan het schudden is op de vraag of hij stiekem een snoepje heeft gepakt, dan weet je genoeg.

– dat er ’s avonds weinig van die stoere superheld overblijft. Papa of mama is namelijk degene die allerlei monsters weg moet jagen. En als ze dan weg zijn, lijken ze altijd rond een uur of elf terug te komen, want dan komt de peuter weer zijn bed uit gestormd.

– dat je kleintje zindelijk gaat worden. En dat die ‘poepbroeken’ schoonmaken echt duizendmaal erger zijn dan een poepluier. En als peuter-jongetjes eenmaal wildplassen hebben ontdekt, denken ze dat dat overal zomaar kan en mag.

– dat hij écht nog veel eigenwijzer is dan een dreumes.

– dat je je peuter (geldt vast niet voor alle peuters, de overige stellingen uiteraard wel) géén plezier doet met een peuterspeelzaal, terwijl je dacht dat hij dolgraag met andere kindjes zou willen spelen. Het leek hem in eerste instantie ook heel leuk, maar als het puntje bij paaltje komt, is hij toch het liefst nog bij mama.

– en als hij dan vraagt of hij alsjeblieft weer mee naar huis mag, je je laat inpakken door zijn peuter-puppy-ogen.

– dat een peuter nog steeds alles zelf wil doen! Maar wel alleen op de momenten dat het je echt, maar dan ook echt niet uitkomt. Alle andere keren, als het dus wel uitkomt, is de peuter zo verschrikkelijk lui, dat hij ‘opeens’ helemaal niks meer zelf kan.

– dat je kleine allesetende klikobak opeens niks meer lust. Vooral als het groen is, wordt er naar je gekeken alsof je één of ander beschimmeld breisel voor zijn neus zet.

En wat je ook niet wist is dat peuters werkelijk de meest briljante uitspraken kunnen doen, de prachtigste knutselwerken kunnen maken en nog altijd heel erg graag lekker willen knuffelen. Ik ben gek op peutertjes!

ondeugend

Ondeugend? Wie… Ik?

Wat je niet wist… Totdat de man een week weg was

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Maar goed ook, want dan zou je er ook niet aan beginnen… Of toch wel?

De man was een week weg. Niet uit frustratie hoor, hij moest werken (er moet toch iemand het brood op de plank verdienen). En dat werken moest toevallig een keer bijna aan de andere kant van de wereld. Dat betekende dus dat hij ’s avonds niet thuis kwam en dat ik alles alleen moest doen. Nou ja alleen, ik heb in een week tijd geleerd hoe ik mijn kleintjes kan inzetten voor klusjes. Bijvoorbeeld door ze te beloven dat als ze netjes opruimden of goed meewerkten met pyjama’s, tanden poetsen, dat soort dingen, ze in mijn bed mochten slapen. De man was er toch niet, dus who cares? Eigenlijk ging het allemaal best wel voorspoedig. Het scheelt toch een persoon die ook aandacht wil. 😉 En bovendien kon ik volledig mijn eigen plan trekken en niemand die mij daarin tegenhield of afleidde.

Maar dat ik de man mistte, staat als een paal boven water. Dat wist ik van tevoren wel! Maar wat ik niet wist…

Het missen begon de eerste avond al. Toen de zesjarige zich realiseerde dat papa al naar Amerika was, brak de hel even los. Na weken voorbereiden en dagelijks zeggen dat papa een weekje weg zou gaan, was zelfs samen uitzwaaien niet genoeg om bij haar door te laten dringen dat papa ’s avonds niet thuis zou komen. Pas bij het daadwerkelijk niet thuiskomen drong het tot haar door dat papa echt weg was.

’s Avonds drie kleintjes naar bed brengen blijft een uitdaging. Mét man en al helemaal zonder man. Ik heb de afgelopen week de minipeuter máár 113 keer teruggelegd, bij de peuter 788 monsters weggejaagd en de zesjarige een kleine 3 uur op d’r rug gekriebeld. En dat allemaal voor maximaal 4 uurtjes, want rond een of 23.00 kwam de eerste alweer mijn bed in gekropen.

Ik dacht dus dat ik een weekje het bed voor mij alleen zou hebben… Leuk gedacht!

Ook het avondeten zonder man verloopt geheel anders. Want wie moest er nu het vlees snijden?

In het weekend (dus na twee dagen al) had ik ernstig de behoefte aan iemand die niet schreeuwend een verhaal vertelde, of om de haverklap begon te janken, of alles 10x herhaalde om het vervolgens nog eens te herhalen. Gelukkig wilde mijn vriendinnetjes wel met mij afspreken.

Iets wat ik wel wist, maar uiteraard vergeten was: de vuilnisbak aan de weg op woensdag! Maar de goden waren met mij, want toen ik er om 13.00 achter kwam, stonden er nog allemaal gevulde bakken aan de weg. Ik was dus net op tijd om mijn gevulde bak erbij te zetten, want vrijwel hetzelfde moment kwamen de vuilnismannen aangereden.

Zonder de man is er wel aanzienlijk minder was! Wat zijn zijn kleren toch eigenlijk groot.

Mijn wijnglas heeft wel wat overuurtjes gemaakt afgelopen week, ik ook daarentegen.

Na een week te moeten vechten (letterlijk elke dag: “Mam zullen we vechten?”) met mijn peuter, is het tijd dat er weer wat mannelijke oestrogeen wordt aangevuld in ons huis.

Welcome home babe!

 

Wat je niet wist… Totdat je weer aan het werk ging

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Maar goed ook, want dan zou je er ook niet aan beginnen… Of toch wel?

Ik (Ja-mama-Esther) heb een leuke baan die ik, ook na het krijgen van kinderen,  graag wilde behouden. Stil zitten kan ik niet, deze baan geeft mij uitdaging en daarbij op één salaris leven leek ons niet helemaal haalbaar. Dus na mijn verlof ging ik weer aan de bak! Maar met kinderen gaat dat toch een beetje anders…

Dit is wat ik niet wist, totdat ik weer ging werken…

Van zwangerschapsverlof rust je niet uit! Voordat de baby komt, doe je geen oog meer dicht omdat je simpelweg niet meer normaal liggen kan. Overal is buik en van liggen krijg je maagzuur. En als de baby er eenmaal is kun je wel raden hoe het gaat met je nachtrust.

Van ouderschapsverlof rust je ook niet uit, tenzij je op je ouderschapsverlofdag je kleintjes naar de crèche brengt.

Borstvoeding geven is leuk, maar als je moet werken zijn daar echt wel wat obstakels… Het begint al met ’s morgens kolven. Maar dan moet je wel ’s avonds alles afgewassen en gesteriliseerd hebben om het apparaat mee te kunnen nemen naar het werk.
En dan zal ik maar niet beginnen over het kolven op je werk. Use your imagination

’s Morgens je haar föhnen? Hoe dan? Ik werk als docent haarverzorging op het mbo. Mijn haar en make-up is mijn visite kaartje voor mijn werk, dit kost 20 minuten. Maar wat doe je in die tussentijd met je kids?
Tv aan! Of in de badkamer in een kinderstoel. Je probeert wat…

Je kind wegbrengen: Een Maxi Cosi in de auto krijgen, mét kind wel te verstaan en er weer uit bij oma of het kinderdagverblijf. Het vergt wat oefening om dit zonder botsen en stoten voor elkaar te krijgen.  Oh help! Waar is de hutkoffer (luiertas)??

Je kind weer ophalen: Haast! Oooh de vergadering loopt uit! Ik ben niet op tijd bij het kinderdagverblijf…

Sinds ik kinderen heb en ook werk, weet ik wat vluchten is. Eigenlijk ben ik de hele dag aan het vluchten. ’s Morgens is het een vlucht, weg van huis, joepie werken! Even wat anders dan poepluiers, koffie drinken en hydrofiele doeken vouwen. ’s Avonds is het een vlucht weg van werk: ‘Ja doei, ik heb een gezin!’

En dan komt nummer 2! Super leuk! Super druk! Want wat is het makkelijk om 1 kind in de auto te krijgen. Zeker als deze in de Maxi Cosi zit. Maar nu loopt de peuter de parkeer plaats over en stampt in de plassen.

Voor werktijd zit de melkspuug in je decolleté en het peuter snot op knie hoogte op je broek. Sorry collega’s!

En dan gaat nummer 1 naar school! Dus de kids wegbrengen naar 2 locaties… Fijn dat ik met één locatie al aardige Formule 1 skills heb gevormd. Want naar twee locaties, dat is pas racen!

Op school wordt er een klassenmoeder gezocht… Wie ik? Ik kan niet plannen en organiseren! Ik heb een peuter, ik werk 3 dagen in het onderwijs, dus flexibel onder schooltijd is ‘not my middel name’.
En natuurlijk zeg ik ja! Kan er ook nog wel bij.

Heel soms ben ik even jaloers op mijn zusje, zonder kids! Die om half 9 rustig haar bed uit rolt en om 10 uur op haar werk de winkel opent… Dream on!

Ach, als je inderdaad alles van te voren weet… Ik geniet en zou het niet anders willen. Ik geloof dat ik een leukere moeder ben omdat ik ook een paar dagen andere bezigheden heb. Alleen zijn mijn prioriteiten wel veranderd en dat snapt mijn werkgever gelukkig wel.

friday work

Wat je niet wist… Speelgoed!

speelgoed

Iets wat ik voor ik kinderen kreeg niet realiseerde is, dat mijn huis volledig overgenomen zou worden. Door mijn kleintjes en vooral ook door al het ondenkbaar vele en veelal ook lelijk gekleurde speelgoed. Wáár is mijn mooie en schone design gestylde huis? Ok, laat die bijvoeglijk naamwoorden maar zitten… WAAR is mijn huis?

Wat je niet wist over speelgoed.

Hoe leuk ik het vroeger ook vond, het eerste speelgoed voor je kleintje is over het algemeen lelijk. Echt lelijk. Het heeft lelijke kleuren, lelijke vormen en het allerlelijkst zijn de geluiden die eruit komen.

Aan het eind van de dag ligt het speelgoed werkelijk overal. In de woonkamer, in de keuken, in de wc, werkelijk geen enkele vloer is nog te belopen zonder je nek te breken. En het liefst legen de kleintjes al meegenomen zand uit de zandbak mee in hun broekzakken en opgerolde pijpen en legen ze die in jouw bed.

Speelgoed belandt aan het eind van de dag dus nooit, maar dan ook nooit in de juiste bak. Auto’s niet in de autobak, maar in de poppenwieg. Duplo wordt over het algemeen in de keukenkastjes gestopt. En zand, misschien had je al door dat dat een dingetje is, niet in de zandbak, maar in mijn bed.

Op een gegeven moment komen kinderen op een leeftijd waarop speelgoed leuk wordt. Bijvoorbeeld als ze oud genoeg zijn om met Playmobil en LEGO te gaan spelen. Dat is echt leuk, totdat je ’s nachts een keer moet piesen en met je slaapkop op een legoblokje trapt… Echt, ik wens het je ergste vijanden niet toe.

Er is overigens een ideaal stuk speelgoed. Het maakt niets vies, het maakt geen rommel en kleintjes kunnen er uren mee spelen: De Speelplank (nee geen aandeel). Het is ook lekker inspannend, zodat ze ’s avonds goed gaan slapen!

Daar staat tegenover dat er ook heel veel speelgoed bestaat wat verre van ideaal is. Het maakt alles vies, het maakt rommel en/of kleintjes zijn er heel snel mee klaar. Bellenblaas bijvoorbeeld: Mijn peuter heeft een potje bellenblaas. De eerste plens gaat er onderweg naar de tuin, in de woonkamer, al overheen. Op zich geen punt, kan ik dat stukje vloer mooi even dweilen. Maar het potje is standaard binnen drie minuten leeg omdat de peuter het nooit een keer langer dan drie minuten rechtop kan houden. Gevalletje snel klaar mee.

Een ander voorbeeld: Stoepkrijt. Echt mijn ergste nachtmerrie. Stoepkrijt is onhandig en geeft rommel. Reden 1, omdat mijn kleintjes een stoepkrijtje regelmatig in het sleutelgat proberen te stoppen (je zult het eens gebruiken waarvoor het bedoeld is). Reden 2. stoepkrijt mag niet heel blijven. Stoepkrijt moet stuk en dat resultaat bereiken ze het liefst door het krijtje zo hard mogelijk door de tuin te smijten. En geloof me, dat geeft rommel.

En dan die zandbak. Wat klonk dat leuk voor je kleintje. Lekker samen met je kleintje taartjes bakken in de zandbak, enig. Maar eerst ben je een jaar bezig met uitleggen dat dat taartje niet écht opgegeten kan worden. Vervolgens is het erg lastig te begrijpen dat het zand IN de zandbak hoort en niet ernaast. En als het moment van ‘jezelf ingraven’ gekomen is, vervloek je alle zandbakken op deze wereldbol. Dat is namelijk de grootste reden dat dat zand in je bed terecht komt.

Speelgoed wordt over het algemeen gebruikt voor zaken waar het NIET voor bedoeld is. Met een springtouw, ga je een paar keer touwtje springen en daarna bind je je broertje ermee vast. Een keukentje wordt gebruikt als klimtoestel. Het afneembare dak van de boerderij gebruikt mijn peuter als skateboard. En knikkers… Daar knikker je niet mee, die stop je in je neus.

jumping aninmals

Klein voorbeeldje van speelgoed dat zijn doel mist. Of juist heel letterlijk genomen wordt: Jumping Animals…

 

 Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

Wat je niet wist… Totdat je meeging op schoolreisje

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Maar goed ook, want dan zou je er ook niet aan beginnen… Of toch wel?

Ik heb één kind op school, de zesjarige. Ze zit in groep 3. Dat betekent dat ze al vaker op schoolreisje is geweest. Altijd zonder mij, want ik had altijd een goed excuus. Dit jaar niet.

Toen de zesjarige mij smeekte om mee te gaan en de man voorstelde (in haar bijzijn) om vrij te nemen voor de andere kleintjes, kwam ik er echt niet meer onderuit. Even leek het er nog op dat ik toch een kans had, er waren meer ouders dan nodig. Dus er werd geloot. Je raadt het al, ik werd getrokken.

En oh, wat was de zesjarige blij!

Maar van alle nieuwe dingen leer je weer, want totdat ik meeging op schoolreisje wist ik niet…

– dat sommige kinderen een tas snoep mee krijgen alsof ze de avond ervoor Sint Maarten gelopen hebben. Ik ben verre van een anti-snoep moeder, maar mijn hemel! Hier heb ik echt met uitpuilende ogen naar gekeken. Sommige kinderen hebben op de heenweg al een kilo vreetwerk achter hun kiezen zitten.

– dat de liedjes nog precies hetzelfde zijn als 25 jaar geleden. Ik heb nog steeds een tante uit Marokko die komt. Hiephoi.

– dat meegaan met schoolreisje populair is onder de papa’s. Zeker de helft van de begeleiders in onze bus was papa. Mooi, dat weet ik dan voor volgend jaar.

– dat de kinderen van anderen net zo eigenwijs en irritant zijn als mijn kleintjes. Een geluk bij een ongeluk, zeg maar…

– door al die eigenwijsheid mijn kleintje niet de enige was die, na een paar waarschuwingen, toch in het water viel. Haar natte voeten maakten dat mijn zesjarige vond dat we acuut naar huis moesten. Desnoods ontvoerden we de buschauffeur. Het duurde even en het kostte me heel wat overtuigingskracht om haar te overtuigen dat ze echt verder moest lopen met natte voeten.

– dat de terugreis de airco het opeens niet meer doet in de bus. Als ik dat geweten had…

– dat de terugreis nog veel erger is dan de heenreis. Én ga nooit achterin de bus zitten! De juf wist dat, want die zei tegen mij: ‘ga jij maar achterin, ik kan daar niet zo goed tegen’. Nu weet ik waarom ze dat zei.

– dat de drukste kinderen (wellicht dankzij die 20 kilo snoep) altijd achter in de bus gaan zitten. Zoals ik al zei, dat wist ik niet (de juf wel).

– dat kinderen het nog steeds fantastisch vinden om bij terugkomst de grote verdwijntruc te doen. Wat zullen die papa’s en mama’s daar in stinken!

– dat die papa’s en mama’s zo druk met elkaar staan te kletsen, dat het ze helemaal niet opvalt dat de kinderen ‘niet’ in de bus zitten…

– dat ik mijn zesjarige niet gelukkiger kon maken, dan mee te gaan op schoolreisje! En het al met al eigenlijk toch best leuk was.

schoolreisje

Wat je niet wist… Totdat je een ziek kind had.

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Maar goed ook, want dan zou je er ook niet aan beginnen… Of toch wel?

Normaal gesproken schrijf ik hier geen zwaarwegende blogs. Ik schrijf over mijn kleintjes, waar ze mee spelen, wat ze dragen en soms met een korreltje zout over hilarische momenten ‘wat ik van te voren niet wist’. Maar er zijn soms ook vervelende dingen die je van te voren niet weet…

Elke ouder wil dat zijn kind gelukkig en gezond is.  ‘Als het maar gezond is’ is een veel gebruikte term. En als we na de twintig weken echo te horen krijgen dat alles goed is, is dat natuurlijk een heerlijk gevoel. Helaas krijgt niet iedereen positieve twintig weken echo, persoonlijk heb ik daar geen ervaring mee. Maar het lijkt me verrekte lastig om voor een keuze te komen staan, die je eigenlijk helemaal niet maken wilt. Wel weet ik dat de term ‘Als het maar gezond is’ weinig garantie biedt. Kinderen kunnen namelijk ziek worden, ernstig ziek. Daar ga je niet vanuit en het is ook onbegrijpelijk als het je kleintje overkomt. Het gebeurt namelijk altijd bij een ander.

Maar toen was mijn kleintje opeens ‘die ander’. Ze was ziek, ernstig ziek, zonder dat wij zagen dat ze ziek was. Ze had een tumor en die tumor hoorde daar niet, die tumor hoorde niet bij haar, dat is wat ik wel zag. Vanaf het moment dat je zoiets te horen krijgt, beland je in een wereld waar je geen weet van hebt. Een wereld die de kinderafdeling van het VUmc heet, 9b. Vol met ernstig zieke kindjes, kankerpatientjes.
Je komt terecht in een achtbaan en tussendoor uitstappen is geen optie. Het doet pijn om je kleintje te moeten zien vechten, vechten om niet zieker te worden. Vechten zonder dat ze weet waarvoor ze vecht, omdat je het simpelweg haar niet uitleggen kan. Maar ze heeft overlevingsdrang, dus ze vecht.

Dit gebeurde allemaal een jaar geleden. 2014 is voor ons dus het jaar van ‘een jaar geleden’. Deze maand, een jaar geleden, kreeg mijn kleintje haar negende en laatste chemokuur. Een magisch moment, een opluchting, een feest, een einde aan een heftige rit. Maar gek genoeg ook een begin van een angst. Angst voor de toekomst. Een angst die komt en gaat. Een angst die moet slijten. Een angst die je denkt onder controle te hebben en ook zo weer door je vingers glipt. Angst voor de terugkomst van de kanker.

Mijn kleintje is onder controle en deze maand zit er weer een controle aan te komen. Een periode waarin ik mijn angst moeilijk onder controle kan houden en van alles in mijn hoofd haal. Maar ik kijk uit naar het magische moment. Het verlossende woord. Het moment van de bevestiging dat het goed zit. Zodat we weer kunnen genieten van de dag. Een dag zonder angst.

Wat je niet wist… Een broer!

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Maar goed ook, want dan zou je er ook niet aan beginnen… Of toch wel?

Vorige week vertelde ik hoe het is om een ‘jongens-mama’ te zijn. Maar hoe is het voor meisjes om een broer(tje) te hebben?

Wat je niet wist… totdat je een broer had.

Deze regel gaat voor mij niet op. Als jongste met twee broers boven mij heb ik altijd al geweten hoe het is om een broer te hebben. Het hebben van een broer heeft zo z’n voor- en nadelen:

– Broers winden er geen doekjes om. Als ze vinden dat je een dikke reet krijgt, zullen ze je dat ook duidelijk laten weten. Is dat een voor- of nadeel? Ik weet het niet.

– Broers jatten je kleren niet uit je kast. Althans, niet dat ik weet. Ik heb het in ieder geval nooit gemerkt.

– Broers krabben je niet of trekken niet aan je haar. Maar ze geven je een stomp op je arm of binden je armen op je rug net zo lang totdat je ‘genade’ roept.

– Dankzij je broer worden je sociale kringen vergroot. Rond de pubertijd krijg je er heel veel (tijdelijke) vriendinnen bij. Uiteindelijk kom je erachter dat die vriendschappen heel ergens anders om draaiden…

Maar goed, dit gebeurt voornamelijk allemaal in de puberteit. Maar waar hebben kleine meisjes, mijn meisjes dus, mee te stellen als ze een broer(tje) hebben? Of eigenlijk moet mijn mannetje het met zijn zussen stellen, het is maar hoe je het ziet.

– Een broer(tje) is heel handig om voor je uit te duwen als je zelf iets heel eng vindt.

– Een broer(tje) is heel handig om de de schuld te geven voor iets dat verdwenen, of kapot gegaan is. Je kunt hem ook de schuld geven van de bende die er gemaakt is.

– Ook kleine jongetjes houden van stoeien en kleine zusjes zijn de beste prooien.

– Grote zussen zijn maar voor een korte tijd groter en sterker, voor ze het weet is dat kleine broertje groot.

– Maar een broer(tje) is de enige die zijn zus(je) mag afslachten en is haar grootste plaaggeest, maar heeft ze hulp nodig dan springt hij voor haar in de bres.
En zo beschermt hij z’n kleine zusje voor vervelende zandgooiende jochies in de zandbak. Kom niet aan zijn zusje!

– Als een broer iets krijgt, denkt hij altijd aan zijn zus. ‘Heb je er ook één voor mijn zus?’, vraagt hij dan. En zo niet, dan deelt hij het. OK, dat altijd is niet helemaal altijd, maar meestal wel. Echt. Een broer kan heel lief zijn.

– Een broer(tje) pakt op de juiste momenten de hand van zijn zus(je) vast en ontdekt het liefst samen met haar de wereld. En dat ontdekken kan alleen maar met gekibbel gaan. Dat moet ook, want uit onderzoek is gebleken dat broers en zussen die veel hebben gekibbeld, een zeer hechte band hebben.

broer is lief

Wat je niet wist… Totdat je een jongen kreeg

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Maar goed ook, want dan zou je er ook niet aan beginnen. 

Ik zal er geen doekjes omheen winden. Toen ik zwanger was van mijn eerste en te horen kreeg dat het een meisje zou worden, was ik dolgelukkig. Ik wilde namelijk heel graag een meisje, een dochter. Tijdens mijn tweede zwangerschap was ik dan ook overtuigd dat ik weer een meisje zou krijgen. Ik was duidelijk een ‘meisjesmama’ en bovendien, wat moest ik nou met een jongen? Daar heb ik toch geen verstand van. U begrijpt dat het even omschakelen was voor mij, toen uiteindelijk bleek dat er een jongen in mij groeide, een zoon!

Al snel was ik aan het idee gewend en in het begin is een baby een baby. Meisjesbaby’s zijn roze en jongensbaby’s zijn blauw, nou ja de accessoires dan. Verder hebben ze allemaal dezelfde behoeftes; eten, slapen, poepen, knuffelen, dat soort dingen.

Maar baby’s blijven geen baby’s en door de tijd heen merk je dat je een jongen hebt. Bijvoorbeeld als je lieve zoete jongetje heel hard begint te brullen en denkt een tijger of een leeuw te zijn die alles om zich heen verslinden moet. En een fase verder fan wordt van superhelden zoals spiderman en denkt ook zo te kunnen vechten als zijn held. Wat zich uit op zijn zusjes die hij vangt en in de gevangenis ‘gooit’, of op hun hoofd gaat zitten wat resulteert in een bloedlip.

Zindelijk worden. Ook zoiets wat compleet anders verloopt bij een jongentje als bij een meisje. Een jongetje denkt overal te mogen plassen (nu gaat dat ook wel een stuk makkelijker als bij een meisje), of zal hij met dat wildplassen zijn terrein afbakenen, zijn territorium verdedigen? Zoals afgelopen zomer, toen hij uitgebreid zijn plas aan het rondsproeien was, vóór onze tent. In het bijzijn van zijn vriendjes uiteraard, die vol bewondering naar deze prestatie keken.

Voor mijn mannetje zijn eerste verjaardag heeft de dokter zijn wenkbrauw al een keer moeten plakken. Met een jongen moet je altijd pleisters op zak hebben. Negen van de tien keer dient een pleister als ’troostpleister’, maar dat is dan wel negen van de tien keer op een dag. Ga er dus vanuit dat het minimaal 1x per dag echt raak is.

Maar het stunten leert hij er niet mee af. Alles wat een plank is, of op een plank lijkt, daar maakt hij een skateboard van, of een stuntbaan, of iets anders waar hij halsbrekende toeren mee uithaalt. Het kereltje is nu drie, ik houd m’n hart vast voor als hij zes is, of negen, of twaalf…

skateboard

Maar er is nog meer typisch jongetjes-gedrag. Alles wat hij tegenkomt, wil hij slopen. En al helemaal als het een, door zijn grote zus met veel moeite in elkaar gezet, Lego friendshuis is. Ook hier houd ik mijn hart vast voor als hij zes, negen of twaalf is…

En hoe aanwezig een zoon kan zijn, het kan ook opeens heel verdacht stil zijn. Het kan zijn dat hij dan even aandachtig en ingespannen een treinbaan bouwt, maar het kan ook zo zijn dat hij snoepjes heeft gepikt en ze stiekem in een hoekje op zit te eten.

Máár het aller allermooiste van het hebben van een zoon is dat het ‘mama-kindjes’ zijn. Een zoon gooit zijn armpjes om je nek en zegt met z’n allerliefste stemmetje dat jij de allerliefste bent. Hij geeft je de allerlekkerste kusjes en zijn lach laat je smelten!

Ik ben ook best een jongens-mama!

Wat je niet wist… De supermarkt!

Er zijn héél veel dingen die je van te voren niet weet als je ergens aan begint. Dat is maar goed ook, want anders zou je er ook niet aan beginnen. En zo begin ik nu aan een reeks ‘Wat je niet wist’. Achteraf kan ik zeggen of ik er aan had moeten beginnen, of niet. We zullen zien.

Voor je aan kinderen begon, wist je niet wat er zou gebeuren als je met drie kleintjes naar de supermarkt moet.

Je bent gewend om even snel na je werk een boodschapje te doen. Even het avondeten, een toetje en nog wat lekkers voor bij de film ’s avonds. Maar als je kleintjes krijgt, dan gaat dat anders. Dan ga je niet meer even snel een boodschapje doen. Nee, dan wordt dat een hele uitdaging waar je steeds meer en meer tegenop gaat zien. Even een boodschapje doen is dan vergelijkbaar met twee uur sporten na zes weken vakantie met (veel) wijn en (veel) stokbrood. Dit is wat er gebeurt, als je met drie kleintjes naar de supermarkt moet:

Als je met drie kleintjes de supermarkt in loopt, willen ze alle drie een eigen karretje of mandje. ‘Ach waarom niet?’, denk je de eerste keer nog. Tijdens je vlugge boodschap-rondje kom je er bij de kassa achter dat je kleintjes, na een aantal schappen te hebben geruïneerd ook nog van alles in hun karretje gemikt hebben. Boodschappen die jij niet op je lijstje had staan. ‘Volgende keer gaan ze alle drie in de grote kar…’

Uiteindelijk vergeet je dit en denk je een aantal maanden later een leuke moeder te zijn door je kleintjes allemaal een eigen karretje te geven. Inmiddels weten ze het snoepschap met hun ogen dicht te vinden en nog botsen ze tegen alles en iedereen aan omdat ze er alle drie als eerste willen zijn. Dit is een gevalletje ‘dit had ik kunnen weten’. Snel door dus.

De volgende keer denk je ‘mijn kleintjes kunnen wel een karretje delen’. Ze gunnen elkaar namelijk alles en hebben nooit ruzie (ahum) en dan hoeven ze ook geen wedstrijdje te doen, want er is maar één kar. Helaas kunnen ze toch iets minder goed delen dan je had gedacht. Ze kunnen wél heel erg hard gillen. Zo hard, dat het winkelend publiek er stil van wordt. Vervolgens dweilt er ook nog één de vloer met zijn tranen en trui, omdat hij vond dat het zijn beurt was om het karretje te duwen. Als je, na een half uur, met hartkloppingen en klotsende oksels de vijf boodschapjes bij de kassa hebt afgerekend, beloof je jezelf ‘dit nooit meer’.

in de supermarkt

Vanaf nu wordt het boodschappen doen een uitje, voor jou, ALLEEN, de kleintjes blijven thuis. Bijna net als vroeger.