Kinderen stellen vragen

Kinderen stellen vragen. Héél veel vragen. Nee, in het begin nog niet natuurlijk, eerst moeten ze leren praten. Het begint zo schattig met een paar woordjes en dan ineens verandert je kind in een soort pratend Duracell konijn. Het praten begint zodra je kind wakker wordt en houdt pas op als het ’s avonds slaapt.

De eerste twee jaar leer je je kinderen lopen en praten. De daarop volgende zestien jaar hoop je dat ze eindelijk eens stilzitten en stil zijn.

Zodra een kind een beetje kan praten begint het vragen te stellen. De vragen behelzen niet veel meer dan wie, wat en waarom. Dus ”wie is dat?” ”wat is dat?” en ”waarom is dat?”. Daar kun je nog wel wat mee, maar op een gegeven moment worden de vragen natuurlijk moeilijker.

Toen mijn kleuter vier was vroeg ze me op een avond “Papa, waarom is de lucht ‘s avonds zwart?”. Moest ik hier antwoord op geven? De vraag was moeilijk, zou ze een serieus antwoord begrijpen? Ik besloot een poging te wagen.

“Nou kijk, de zon draait om de aarde. En als de zon aan de andere kant van de aarde staat, dan valt het licht op de andere kant van de aarde. Daar is het nu dag en hier is het nu nacht.”, zeg ik. Mijn kleuter is tevreden met deze uitleg en ik krijg een “Oh, ok!” ter bevestiging. Daarmee lijkt de kous af te zijn.

De volgende dag vertel ik dit aan mijn collega’s en die geven mij meteen een lesje sterrenkunde. De aarde heeft een draaiing om haar as en de aarde draait ook nog om de zon. De draaiing van de aarde om haar as zorgt ervoor dat het hier dag en nacht is. Het is duidelijk, ik zat er nogal naast, maar zal het onthouden.

Een paar weken later vraagt mijn kleuter ineens: “Papa, de zon draait toch om de aarde? Daarom is het hier nu toch donker en ergens anders nu licht?”.

Ok, mijn kleuter is dus in staat om antwoorden op moeilijke vragen te onthouden. Zal ik haar nu uitleggen dat mijn antwoord niet helemaal klopte? Nee, ik hou de illusie dat papa’s alles weten gewoon nog even in stand. Dit keer maak ik me er gemakkelijk van af: ”Dat klopt schat!”.

Er komt een dag dat mijn kleuter te moeilijke vragen gaat stellen, maar ik ben voorbereid. ”Google dat maar even lieverd!”

Zijn dromen bedrog?

Zijn de meeste dromen echt bedrog? Of toch niet?

Al jaren droomde ik van een bruine labrador. ‘Een hond? Ja, als we een boerderij hebben en hij in een hok in de tuin kan leven. Een hond in huis, dat gaat NOOIT gebeuren!’, waren de stellige woorden van mijn wederhelft.

Maar ik nam er de tijd voor. Jarenlang plantte ik overal zaadjes. Kocht ik een fotolijstje, dan was het precies dat lijstje waar zo’n standaardplaatje van een labrador in zat. Liep er op straat een labrador voorbij, dan wees ik er even naar. Kwam er een film met een labrador op tv, dan zaten wij voor de buis. En had een collega een nieuwe pup, dan vertelde ik dat regelmatig tijdens het avondeten. (‘Oh, had ik dat al verteld, nou ja, het is echt een droppie hoor.’)

Maar eindelijk is het zover, na jaren van hersenspoelen, genieten we nu met het hele gezin van mijn droom.

Bumba-Lily

Wat mijn wederhelft alleen nog niet weet, is dat dit pas de helft van mijn droom is. In mijn droom banjert Zwabber de oude bruine labrador (ok, Zwabber werd Lily de blonde labrador) door mijn grote schuur. In deze schuur, vol met gereedschap, een mooie werkbank en zelfs een brug, leg ik op een warme avond in het voorjaar van 2024 de laatste loodjes aan mijn zelf gerestaureerde Porsche 911 cabrio uit 1977.

porsche

Om deze droom waar te maken zal ik nog wel een paar jaar aan het hersenspoelen zijn, hier gaat nog heel wat tijd en inspanning in zitten, dus ik kan er maar beter snel mee beginnen. Vanavond laat ik deze website op de pagina met Porsche onderdelen openstaan op de computer, zodat vrouwlief deze morgenochtend eerst weg moet klikken voor ze haar favoriete blogs kan lezen. Vanaf morgen geef ik goedkeurende knikjes naar elke oude Porsche die voorbij komt rijden. En je kan wel raden wat voor cadeautje mijn zoon onder de kerstboom zal vinden…

Eens kijken hoe lang het duurt voor dit zijn vruchten af zal werpen!

 

‘Uit de oude doos’ Daar krijg je vierkante ogen van…

Ik probeer mijn kinderen nu al een aantal jaar aan te leren dat ze niet te dicht op te tv moeten zitten. Zonder veel succes overigens. Want als ik ze er niet op heterdaad op betrap, dan kan ik aan alle vette vingers op mijn mooie platte tv wel zien dat ze er véél te dicht op hebben gezeten. Mijn dringende advies “Jongens, niet te dicht bij de tv zitten, dat is niet goed voor je ogen!” wordt compleet genegeerd!

Het voordeel van dichtbij de televisie zitten is dat je het dan allemaal veel beter hoort. Ik denk dat dat de reden is dat mijn kinderen beter naar de televisie luisteren dan naar mij.

Gelukkig zijn er tegenwoordig allemaal van die leuke educatief verantwoorde series op televisie. Zo spreekt mijn kleuter van vijf bijvoorbeeld al ‘vloeiend’ engels dankzij Dora en haar neefje Diego. En laatst hoorde ik mijn kleuter tot mijn grote verbazing tegen haar broertje zeggen “Niet zo dicht bij de televisie zitten, daar krijg je vierkante ogen van!”. In eerste instantie dacht ik nog dat ze eindelijk mijn advies ter harte had genomen, maar even later besefte ik me dat ik te term ‘vierkante ogen’ nog nooit gebruikt had. Nee, dit heeft ze natuurlijk van Abi geleerd…

https://www.youtube.com/watch?v=80UfdzgRD9U

Abi is een serie over een meisje dat in de Bijlmer woont. Elke aflevering gebeurt er wel iets dat haar bijzondere interesse heeft. Zelfs een deur verder komt ze al in heel andere culturen terecht en leert ze bijzondere mensen kennen. In één aflevering zegt haar vader dat ze niet te dicht bij de tv moet zitten, ‘daar krijgt ze vierkante ogen van’. Prompt komt ze bij een vriendje thuis waar iedereen graag tv kijkt en waar ze allemaal ‘vierkante ogen’ hebben…

Ja jongens, ga voortaan maar lekker dicht bij die televisie zitten, daar steek je tenminste wat van op!

De tandenfee

Onze tandenfee is heel hard op haar achterhoofd gevallen. Dat denk ik tenminste. Kreeg ik vroeger van haar een kwartje voor een tand, mijn kleintje kreeg laatst een cadeau waar Sinterklaas zich niet eens aan waagt. Er lag nota bene een heel groot spel onder haar kussen. Je zou toch zeggen dat die tandenfee gek geworden is? De kleine vindt dit natuurlijk helemaal geweldig en hoewel ze al fan van de tandenfee was, is ze nu écht fan.

Nu moet ik zeggen dat de inzet van mijn kleine meid ook prijzenswaardig is. Zij geniet met volle teugen van haar losse tanden. Voelt zij een klein beetje speling in een tand, dan begint ze er met twee handen aan te trekken. Begint ze gewoonlijk keihard te krijsen bij een druppeltje bloed uit een schrammetje, als haar loszittende tand een paar druppeltjes bloed geeft, is het juist een aanmoediging om vooral nog even door te wrikken. Als de tand uiteindelijk geen krakende geluiden meer geeft, maar leuk rondjes draait in haar mond. Speelt ze er nog een uurtje mee, en als dat begint te vervelen, trekt ze tand koelbloedig uit haar mond en komt ons triomfantelijk melden dat we wel even “Hoera!” mogen roepen.

Ikzelf kan dit nauwelijks aanzien, de krakende geluiden en de tanden scheef in haar mond, het continue aan de tanden zitten. Het geeft mij koude rillingen. Ik kijk nog liever een horrorfilm waarin mensen met kettingzagen achterna gezeten worden.

Maar de kleine is nu de allergrootste fan van de tandenfee en haar inzet is ruim beloond. Een volgende keer wordt het ritueel er dus vast niet beter op, daarom tref ik mijn eigen voorbereidingen voor een volgende losse tand. Ik ga niet meer hulpeloos toekijken, hoe mijn kleine meid haar gebit verbouwd. Zit er weer een tand los, dan staat mijn vluchtkoffer klaar en ga ik een weekje op mijn werk logeren. Ik meld me dan pas weer thuis als ik een ontvangstbevestiging van de tandenfee gehad heb…

Een verloren wedstrijdje…

Mijn kleuter is een kleuter. Zeg ik ja, dan zegt zij nee.
Zeg ik nee, dan zegt zij ook nee, want ze weet dat ik ja bedoel. Tja, zo gaat dat met kleuters.

Maar ik heb de oplossing gevonden en demonstreer het trots aan mijn vrouw. Het is tijd om ons avondritueel te beginnen. Naar boven, even spelen, douchen, pyjama aan, tandenpoetsen en naar bed. Ik stel me zo voor dat dit bij anderen altijd vlekkeloos verloopt, maar bij ons gaat het meestal niet zonder slag of stoot.

“Let op”, zeg ik tegen mijn vrouw.
“Fenne?”, roep ik naar mijn kleuter. En als ik haar aandacht heb: “Ik heb een goed idee. We doen een wedstrijdje, wie het eerste boven…”. Nog voor mijn zin af is, zet ik het op een sprintje naar de trap. En mijn plan slaagt, ik ben nog geen twee treden de trap op en ze stuift me al voorbij. “Ik heb gewonnen!”, roept ze triomfantelijk bovenaan de trap.

Met een big smile kijk ik mijn vrouw aan, maar krijg niet het applaus dat ik verwacht.
“Dat moet je echt niet doen hoor, zo gaat ze overal een wedstrijdje van maken…”, zegt ze. En daarna: “dit mag je alleen maar doen als het echt niet anders kan hoor!”.
Ze weet natuurlijk al dat ik dit trucje echt nog wel eens ga toepassen, maar probeert mijn enthousiasme wat te begrenzen. En ik denk dat het allemaal wel los zal lopen.

De dagen daarop pas ik mijn meesterlijke truc stiekem nog twee keer toe. Het werkt geweldig goed. Een waar wondermiddel. Mijn kleuter is als was in mijn handen. Ik voel me de koning van het opvoeden. Wat is het leven toch mooi!

Tot dag drie…

Mijn vrouw loopt alvast met de twee andere kinderen naar boven. Ze zijn al halverwege de trap als mijn kleuter hen met luide stem beveelt terug te komen: “Stooop! Zo kan ik geen wedstrijd doen, allemaal naar beneden!”.

Tja…

Bedenk goed wat je met je openingszinnen doet

Mijn vrouw en ik zijn met de minipeuter in het ziekenhuis voor een paar controles. We hebben dit nu al een paar keer meegemaakt: Wachtkamer, specialist, wachtkamer bloedprikken, lunch in de kantine, wachtkamer longfoto, wachtkamer, kinderarts, wachtkamer anesthesist…

We komen voor de derde keer deze dag een wachtkamer binnen en zoeken een rustig hoekje op. Zo’n dag in het ziekenhuis blijft wat ongemakkelijk, en wij focussen ons volledig op het vermaken van de peuter en op onze missie deze dag zo snel mogelijk af te ronden. Wat ons betreft leven we vandaag met zijn drietjes en een paar doktoren in een communicatievacuüm, compleet afgezonderd van de rest van de wereld. Niet iedereen in de wachtkamer heeft diezelfde instelling.

Tegenover ons zitten een mevrouw, nog een mevrouw en een mijnheer zwijgend naast elkaar. Af en toe wisselen ze een vermoeide blik en een zucht naar elkaar uit. Ze kennen elkaar blijkbaar zo goed, dat ze in zuchten kunnen communiceren óf ze zitten al een hele tijd te wachten en hun gespreksstof is op. Het zal dat laatste wel zijn, want ik zie hoe één van de vrouwen gretig wacht op een kans om dan maar een gesprek met mijn vrouw te beginnen. Die heeft haar aandacht echter volledig op de koffiemachine gericht, met het doel er een koffie voor zichzelf en een bekertje koud water voor de peuter uit te trekken. Het duurt de vrouw te lang, dus ze richt zich maar tot mij:

– Wat ziet ze er wijs uit voor haar leeftijd!
– Sorry?
– Je dochtertje, ze ziet er zo wijs uit voor haar leeftijd.

„Uh… ja… zeker”, antwoord ik wat overrompeld en trek me weer terug in mijn communicatievacuüm. Ik vraag me af, hoe die vrouw zo goed kan inschatten hoe oud de peuter is. Zelf ben ik hier een hopeloos geval in, 2, 4, 6? Één pot nat. 6, 8, 12? Idem dito. Mijn gedachten dwalen al snel af naar de koffieautomaat. Zal er ook chocomel inzitten?

De vrouw probeert het doodgelopen gesprek nog een keer leven in te blazen:
– Hoe oud is ze eigenlijk?
– Huh?
– Je dochtertje, hoe oud is ze eigenlijk?

Op dat moment word ik gered door een longfoto, want een assistente komt de peuter ophalen.

Anderhalf uur later lopen we voor een volgende afspraak opnieuw door de wachtkamer. De vrouw zit er weer, op een andere plek, blijkbaar ook voor een andere afspraak. Ik glimlach even naar haar en bedenk me dat ik dan wel geen zin had in een gesprek, maar dat haar twee openingszinnen in ieder geval een mooi blog opleveren.

„Je dochtertje, wat ziet ze er wijs uit voor haar leeftijd. Hoe oud is ze eigenlijk?”

Een nieuwe fiets

Als onze oudste een rondje op haar fietsje fietste, zag het er niet alleen uit alsof Charlie Chaplin hoogstpersoonlijk uit zijn slapstick geplukt was en in een 6-jarig kinderlichaampje op een 16” fietsje was gezet. Maar na anderhalf jaar in de tuin begonnen er ook spontaan onderdelen van het fietsje af te vallen en kon je dochterlief van verre aan horen komen, door het gepiep en gekraak van de roestige ketting en alle aanlopende delen van het fietsje. Het was dus hoog tijd om op zoek te gaan naar een nieuwe en wat grotere fiets.

Ik besloot ons schoolkind inspraak te geven en toonde haar op marktplaats een paar plaatjes van tweedehands fietsjes in de juiste maat, binnen ons budget en binnen een straal van 10 kilometer. Hoe voorspelbaar koos de jongedame voor een fiets met een roze mandje voorop. Na enig onderhandelen kon ik deze een weekje later afhalen en dochterlief blij maken met de nieuwe aanwinst. Niets bijzonders zul je denken. En inderdaad, wat is hier zo bijzonder aan?

Het bijzondere is, dat ik dochter nog zelden zo blij met iets gezien heb. Trots toont ze de fiets aan iedereen die ’m nog niet gezien heeft, maar ook controleert ze elke avond of de fiets wel netjes, op slot, in de schuur staat. Is ze het vergeten, dan vraagt ze me soms zelfs voor het slapen gaan of ik het nog even wil controleren. Dit is een enorm contrast met haar interesse voor al het andere speelgoed, dat van haar rustig in weer en wind in de tuin mag blijven liggen… En hoewel ik dit allemaal al geweldig vind, is er zelfs nog slagroom op de taart: de afgelopen weken, heeft ze me al drie keer met een enorme knuffel bedankt, omdat ik zo’n mooie fiets voor haar gekocht heb!

Geweldig toch, ik kan niet wachten tot ze deze fiets ook weer ontgroeid is en we weer een nieuwe voor haar kunnen uitzoeken!

Nieuwe fiets

Opeens weet je het…

Luizen.

Voordat je schoolkinderen hebt, heb je als papa meestal zelden iets over luizen gehoord. Laat staan dat je je er druk over maakt. Voor de onwetenden zal ik bij deze vast een tipje van de sluier oplichten.

Als je kinderen eenmaal naar school gaan, kom je erachter dat er in het begin van zo’n schooljaar er een ware luizenklopjacht gestart wordt. Luizen blijken verschrikkelijk irritante beestjes, die zich in de vakantieperiodes blijkbaar goed weten te vermenigvuldigen en zich binnen een mum van tijd weten te verspreiden over al die kleine kinderkopjes. En van die kinderkopjes, is het blijkbaar maar een klein stapje naar de haren van de ouders.

Daarom zie je zo vlak na de vakantie ineens overal mensen met luizenkammen en shampoo in de weer, een enkeling zie je zelfs met een vuilniszak om zijn hoofd gebonden in de tuin zitten. (Da’s geen grapje!) Je krijgt nieuwsbrieven over de luizenzakken waarin de jassen op school opgeborgen worden en natuurlijk worden er op school ook weer luizenmoeders gezocht…

Gelukkig hebben wij zelf nog geen luizen van dichtbij hoeven bewonderen, en daar ben ik maar wat blij mee, want als ik de klopjacht en de maatregelen zo van een afstandje bekijk, dan is dat echt geen pretje!

Maar goed, gaan jouw kinderen ook bijna naar school? Wees niet verbaasd als je ineens iemand met een vuilniszak om zijn hoofd gebonden in de tuin ziet zitten…

ja-papa-luizenmoeder

Pin It

Grrr… Netflix!

De vakantie is weer voorbij, en hoewel het fantastisch was, eindigde onze vakantie met een zwaar geïrriteerde peuter…

Op een regenachtige dinsdag besloten we dat onze vakantie toch echt voorbij was. Nadat we de auto en dakkoffer hadden volgepropt met een tent en alles wat je bij het kamperen nodig hebt, bleken er nog net drie plaatsjes voor de kinderen te zijn en, wonder boven wonder, pasten we zelf ook nog in de auto. We waren wel vijf uur verder, maar uiteindelijk reden we aan het eind van de middag, vanaf de camping in Zuid-Frankrijk de nacht en Nederland weer tegemoet.

Toen we na een fastfooddiner nog zo’n acht uur rijden voor de boeg hadden, vertoonden de kinderen nog geen verschijnselen van vermoeidheid. We besloten om de vrede in de auto te bewaren, door wat moderne hulpmiddelen tevoorschijn te halen.

De kleuter op de derde zitrij mocht filmpjes kijken op een tablet. De peuter op de tweede zitrij kreeg een portable dvd-speler in zijn handen gedrukt en de minipeuter kreeg een iPad met daarop wat spelletjes.

Op een gegeven moment begon de minipeuter te mopperen. Vrouwlief zat achter het stuur, dus ik wurmde me half over de stoelen heen, om te kijken wat er loos was. Was het spelletje vastgelopen? Nee, de jongedame probeerde, waarschijnlijk op zoek naar een van haar lievelingsfilmpjes, Netflix te starten. Ik legde haar uit dat je op onze iPad voor Netflix een WiFi verbinding nodig hebt, en dat we die in de auto niet hebben. En stel dat we die wel hadden, dan was Netflix in Frankrijk niet beschikbaar… „Maar morgen, lieverd, mag je thuis weer Netflix kijken! Speel nu maar weer even een spelletje.”

Mevrouw leek niet heel blij met dit nieuws, maar begon weer wat op de iPad te klikken. Ik liet me weer in de voorstoel zakken. Af en toe liet de minipeuter nog wat gegrom horen vanaf de achterbank, maar ik besloot er niet te veel aandacht aan te besteden. Na een half uur begon ik me toch af te vragen wat het gegrom inhield. Met wat moeite kon ik zien hoe ze Netflix opstartte, de melding dat er geen internet was wegklikte, even gromde en Netflix weer afsloot. Daarna startte ze Netflix weer op, klikte de melding weg, gromde weer geïrriteerd en sloot Netflix weer af…

Tja, wat heb je als tweejarige tegenwoordig nog aan een iPad zonder Netflix?! Ik weet het ook niet…

Grote Boze Hulk

We waren op de camping in Frankrijk. En op de camping in Frankrijk is altijd wat te beleven. 

Ik loop ’vroeg’ in de ochtend over de camping. Voor me loopt een moeder met twee kinderen. Ze heeft haar handen vol aan de stokbroodjes en croissantjes die ze net bij het winkeltje gehaald heeft. Haar dochtertje huppelt naast haar en haar zoontje fietst vrolijk op zijn fietsje om haar heen. Het idee aan een ontbijt met stokbroodjes, de warme ochtendzon op mijn gezicht en dit vrolijke tafereeltje voor me, heb ik helemaal zin in de dag. Ik zie hoe het jongetje nog een keer vrolijk lachend om zijn moeder heenfietst, oh stuurfoutje, maar moeder springt lenig opzij. Ik glimlach erom, maar schrik als moeder ineens ontploft. ”NU is het genoeg geweest! Je houdt nu op, ik ben er HELEMAAL klaar mee!”, gilt ze naar het jongetje…

’Wat is hier nu net gebeurd?’, vraag ik me af.

Later in de week breng ik mijn vuilnis naar de vuilcontainers bij de ingang van de camping. De zon brandt al flink, het is heet, maar in gedachten lig ik al in het zwembad. Wat is het leven op de camping toch relaxed. Als ik mijn bolderkar vol vuilnis de laatste meters tegen de steile helling voor de containers optrek, zie ik hoe een vader zijn vuilnis in de auto heeft geladen en daar samen met zijn zoontje aan het lossen is. ’Gezellig als je kinderen je even helpen’, denk ik. Terwijl de vader een vuilniszak in de container gooit, zie ik hoe zijn zoontje met een ingespannen gezicht zijn uiterste best doet de laatste zware zak uit de auto te halen. Het is een zware klus voor het jochie, maar het lijkt hem te lukken… totdat de bodem van de zak scheurt. Beteuterd kijkt hij naar het hoopje vuilnis onder de zak en dan komt zijn vader terug en gaat volledig uit zijn plaat „ben je helemaal gek geworden! Blijf er dan ook met je fikken vanaf…”. Het jongetje staart verdrietig naar de grond en de boze vader begint al tierend met grote passen heen en weer te lopen tussen het hoopje vuil en de containers. 

‚Wat een lul!’, denk ik.

Maar dit kan mij ook overkomen. Hoewel mijn kinderen natuurlijk mijn eigen vlees en bloed, mijn schatjes, mijn alles zijn, kan ik ze af en toe echt wel achter het behang plakken. Soms weten die kleine etters mijn bloed werkelijk aan het koken te brengen. Eenmaal geïrriteerd, kan elke actie dat laatste druppeltje zijn dat ik nodig heb om te veranderen in de hulk. Groen van woede dwing ik ze te luisteren naar wat ik te zeggen hebt, want dit was écht de laatste keer dat ik dit onbeschofte gedrag van ze gezien heb. Nee, dit keer zijn ze echt te ver gegaan. Zo heb ik ze niet opgevoed, en dit wil ik ze echt nooit meer zien doen! Wat zijn die kinderen toch onredelijk en hoe halen ze het eigenlijk in hun hoofd?!

Zo rondkijkend op de camping, ben ik gaan beseffen dat ik niet de enige hulk op de wereld ben. Er zijn blijkbaar meer ouders met het hulk-syndroom. En als je aan het hulken bent, dan zie je het gewoon allemaal niet meer zo helder. Vaak zijn het helemaal niet de kinderen, maar juist de ouders die onredelijk zijn. De kinderen zijn gewoon kind, ze willen spelen, helpen en vooral veel leuke dingen doen. Soms zijn ze daarbij wat Oost-Indisch doof of onhandig… Dat zijn kinderen!

Nu eens kijken of ik me dit de volgende keer dat ik in een grote boze hulk verander ook nog kan herinneren…