’10 euro zakgeld per week vind ik belachelijk!’

Laatst was het weer zover: een van die alledaagse momenten waarop je als moeder wordt geconfronteerd met de harde realiteit van het ouderschap. Ik stond in de keuken, met mijn handen vol afwas en mijn hoofd vol boodschappenlijstjes, toen mijn tienjarige dochter met een daverende vraag kwam: “Mama, hoeveel zakgeld krijg ik eigenlijk?”

Ik keek haar even aan, zoekend naar de juiste woorden. Want eerlijk gezegd, had ik geen idee. Niet dat ik er niet over had nagedacht, maar hoeveel zakgeld geef je een kind van tien? Genoeg om te leren omgaan met geld, maar niet zoveel dat ze denkt dat het altijd uit de lucht komt vallen. Terwijl ik dit allemaal overwoog, kwam ze met een bommetje: “Lisa krijgt tien euro per week!”

Tien euro per week?

Mijn mond viel bijna open. Tien euro per week?! Is dat serieus wat kinderen tegenwoordig krijgen? Voor een moment voelde ik me teruggeflitst naar mijn eigen jeugd, waar ik wekelijks een paar gulden kreeg – genoeg voor een zak snoep en misschien een Donald Duck, als ik echt zuinig deed. Maar tien euro per week? Wat moest Lisa daar in hemelsnaam mee kopen? Een bescheiden aandelenportefeuille of alvast een voorschot op haar eerste auto?

Ik probeerde mijn verbazing te verbergen en vroeg: “En wat doet Lisa met al dat geld?” “Ze koopt Pokémon-kaarten en spaart voor een nieuwe iPad,” zei mijn dochter alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Oké, dus we zijn het stadium van een zakje chips en een nieuwe gum blijkbaar al ver voorbij.

Niet krenterig

Nu ben ik echt niet krenterig. Ik vind het belangrijk dat kinderen leren omgaan met geld, dat ze leren sparen, keuzes maken en dat ze begrijpen dat geld niet oneindig is. Maar tien euro per week aan zakgeld, dat komt neer op veertig euro per maand. Veertig euro! Toen ik tien was, voelde ik me rijk als ik dat bedrag in een half jaar bij elkaar had gesprokkeld.

Ik vroeg me af of ik misschien ouderwets was. Misschien is het inflatie. Misschien is het gewoon de moderne tijd en loopt iedereen nu met een eigen bankpasje en een spaarrekening vol kinderbijslag rond. Maar toch, het bleef aan me knagen. Want wat leren we onze kinderen als we ze zoveel zakgeld geven? Dat alles in overvloed beschikbaar is? Dat je alleen maar hoeft te vragen en je krijgt het? Ik wil mijn dochter leren dat je moet werken voor wat je wilt, dat geld verdienen tijd en inspanning kost.

Redelijk bedrag

Dus, wat is dan een redelijk bedrag voor een tienjarige? Vijf euro per week? Drie euro? Is dat dan weer te weinig? Terwijl ik me afvroeg of ik in het volgende schoolpleinoverleg als de gierige moeder zou worden bestempeld, hoorde ik mijn dochter zachtjes mompelen: “Dus, hoeveel krijg ik nou?”

“Hoe zou jij vijf euro per week vinden?” vroeg ik. Ze keek me even aan, dacht na, en haalde toen haar schouders op. “Prima,” zei ze luchtig. “Kan ik sparen voor een grotere LEGO-set.” En daarmee was het gesprek voorbij, alsof die hele tien-euro-discussie nooit had plaatsgevonden.

In de dagen die volgden, bleef ik er toch over piekeren. Niet zozeer over het bedrag zelf, maar over de waarde die we kinderen meegeven. Is het belangrijk dat ze veel geld hebben, of is het belangrijker dat ze leren wat geld waard is? En hoe voorkom je dat je kind de enige is zonder dure gadgets, terwijl de rest van de klas lijkt te zwemmen in zakgeld?

Gespaard

Een week later kwam mijn dochter weer naar me toe, met een grote glimlach. “Mama, ik heb nu al vijftien euro gespaard! Ik ga er nog tien bij doen en dan kan ik die LEGO-set kopen die ik wilde!” Tien euro? Ik keek haar verbaasd aan. “Ja, van mijn verjaardagsgeld!” riep ze vrolijk. “Ik heb nog niks uitgegeven, want ik wil die set heel graag.”

En daar zat ik, met een grijns van oor tot oor. Want het bleek maar weer: kinderen leren snel. Zelfs met vijf euro per week had ze de waarde van sparen en keuzes maken begrepen. Misschien was tien euro per week inderdaad belachelijk, maar uiteindelijk gaat het niet om het bedrag. Het gaat erom dat ze leren plannen, sparen en genieten van de beloning die ze zelf bij elkaar hebben gespaard.

Dus, voor nu blijft het bij vijf euro. En wie weet, als ze echt een keer heel overtuigend komt uitleggen waarom ze een loonsverhoging verdient, ga ik er nog eens over nadenken. Maar tot die tijd ben ik stiekem best trots op mijn zuinige dochter en een beetje op mezelf, voor het niet toegeven aan de zakgeldinflatie van de moderne tijd.


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

Middagslaapje op het KDV betekent een lange avond voor ons…

Elke werkdag om precies 13.15 uur gebeurt het weer. Terwijl ik achter mijn bureau probeer mijn inbox weg te werken, verschijnt er een berichtje op mijn telefoon. “Je zoontje ligt lekker te slapen,” staat er dan vrolijk, vergezeld van een foto waarop hij vredig in een klein kinderbedje ligt, knuffel stevig in zijn armpjes geklemd. Het is zo’n beeld waar je hart van smelt. Tenminste, dat zou je denken. Maar in plaats daarvan bekruipt me een onmiskenbaar gevoel van onrust.

Want ik weet inmiddels wat die ogenschijnlijk onschuldige middagdutjes betekenen: een lange, eindeloze avond vol energie, springend op de bank, pratend tegen zijn knuffels en eindeloze verzoekjes om nóg een boekje voor te lezen. Middagslaapje op het KDV betekent een avondklok die ver voorbij zijn normale bedtijd reikt. En ik kan je vertellen, na een lange werkdag sta ik niet bepaald te springen om een peuter die om negen uur ’s avonds nog vol energie rondstuitert alsof hij net een dubbele espresso op heeft.

De uitdaging

Nu hoor ik je denken: “Nou, laat hem dan niet slapen!” Maar daar begint de uitdaging pas echt. Want wanneer ik het KDV verzoek om het dutje over te slaan, word ik geconfronteerd met een ander probleem: een peuter die de hele middag door het kinderdagverblijf strompelt als een zombie op suikerontwenning. Zijn humeur daalt dan tot diep onder het vriespunt en hij verandert in een mopperend, klagerig hoopje mens. De leidsters kijken me dan hoofdschuddend aan als ik hem ophaal, met zo’n blik van “Hij heeft echt zijn slaap nodig, hoor.”

Ik sta dus voor een dilemma. Als hij op het KDV slaapt, is hij de rest van de middag en avond de koning te rijk, klaar om de wereld te veroveren. Maar dat betekent voor ons thuis een eindeloze avond van een peuter die de slaap gewoon niet kan vatten. Geen enkel slaapritueel is dan nog effectief. Verhaaltjes, knuffelen, een rustig muziekje; hij ligt gewoon te stuiteren in zijn bed terwijl wij uitgeput op de bank ploffen, verlangend naar het moment dat we zelf ook eindelijk naar bed kunnen.

Onhandelbaar en de leidsters

Maar als hij niet slaapt, is hij op het KDV onhandelbaar en de leidsters laten subtiel merken dat ze daar ook niet blij van worden. Terecht natuurlijk, want een chagrijnige peuter is geen pretje voor de andere kinderen en ook niet voor de leidsters die hun best doen om alles in goede banen te leiden. Ze suggereren dan of hij niet toch ‘een kort dutje’ kan doen. “Gewoon een halfuurtje, dan is hij net even bijgetankt,” zeggen ze dan hoopvol. Ja, dat klinkt leuk in theorie, maar probeer een tweejarige maar eens uit zijn middagdutje te halen na dertig minuten. Hij wordt wakker als een draak en de rest van de middag is hij vervolgens nóg knorriger.

Vicieuze cirkel

En zo zitten we vast in een vicieuze cirkel. Geen slaap betekent chagrijnig op het KDV. Wel slaap betekent een mini-energiebom in huis, lang nadat wij zelf al willen gaan slapen. Ergens hoop ik dat er een magische oplossing bestaat, een toverformule waarmee ik mijn zoontje perfect in balans krijg, zodat hij op het juiste moment slaperig is en op het juiste moment energiek. Maar tot die tijd blijf ik iedere dag opnieuw met mijn telefoon in de hand zitten, in spanning afwachtend of dat verlossende slaapbericht weer binnenkomt.


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

Haal toch even die snottebel weg!

Laatst stond ik op het schoolplein te wachten op mijn kleuter. Terwijl ik daar stond, hoorde ik het al aankomen: een onheilspellend gesnuif en gesnotter. Nog voordat ik me kon omdraaien, zag ik hem in mijn ooghoek… Een kind, hooguit drie jaar oud, met een gigantische, glanzende, tikkie groene snottebel die als een trofee aan zijn neus bungelde.

Mijn eerste reactie? Pure walging. Ik keek snel om me heen, zoekend naar de verantwoordelijke volwassene die dit helse tafereel had laten gebeuren. En ja hoor, daar stond ze, zijn moeder, druk in gesprek met een andere moeder, totaal onwetend van het snotgedrocht dat haar zoon ondertussen bijna tot zijn kin had laten zakken.

Hoe dan?! Hoe kun je dat níet zien? Dat kleverige monster hing er niet pas net, dat kun je aan alles zien. Ik voelde mijn handen al jeuken om de jongen een zakdoekje te geven, of desnoods zelf even die snottebel weg te halen. Maar goed, ik houd het liever netjes en besloot mijn irritatie binnen te houden. Toch bleef het knagen.

Misschien is het omdat ik zelf altijd op scherp sta bij mijn eigen kinderen. Ik kan het gewoon niet aanzien als ze met een vies gezicht, vlekken op hun shirt of – hemel verhoede – een snottebel rondlopen. Het voelt bijna als een persoonlijke afgang. “Je kunt maar beter voorbereid zijn,” zeg ik altijd tegen mezelf terwijl ik een voorraad zakdoekjes in elke tas, jaszak en zelfs de auto prop.

Maar daar stond ik dus, met mijn zorgvuldig weggestopte irritatie. Maar elke keer als ik naar het jongetje keek, leek die snottebel verder naar beneden te kruipen. “Doe iets!” schreeuwde mijn innerlijke stem naar zijn moeder. Maar nee, ze kletste gezellig verder, zich nergens van bewust.

Nu begrijp ik heus wel dat ouders niet de hele tijd met hun ogen op hun kind geplakt zitten. We hebben het allemaal druk, met ons hoofd vol boodschappenlijstjes, werkmails en de laatste Netflix-serie die we proberen te volgen. Maar kom op, een snottebel van dat formaat kun je toch niet missen? Het is alsof je een enorme pijl boven je hoofd hebt die naar beneden wijst en ‘NEGEER MIJ NIET!’ schreeuwt.

Misschien ben ik gewoon te streng. Misschien moet ik leren loslaten. Maar dan herinner ik me weer dat ene moment op het schoolplein, toen een vriendje van mijn dochter met zo’n zelfde snottebel rondliep en mijn dochter vrolijk zijn hand vastpakte. Ik moest mezelf inhouden om haar niet ter plekke in ontsmettingsmiddel te dompelen. Want ja, ik weet het, kinderen moeten vuil kunnen worden en weerstand opbouwen en al die dingen. Maar soms is het gewoon te veel.

Dus, lieve medemoeders en -vaders, als je me ergens tegenkomt en je ziet me naar je kind kijken met een blik die ik normaal reserveer voor een horrorfilm, weet dan: ik bedoel het goed. Het is niets persoonlijks. Maar alsjeblieft, haal toch even die snottebel weg.

We hebben allemaal onze grenzen, en voor mij is dat het punt waarop ik een zakdoek wil pakken en tegen de wereld wil schreeuwen: “Het is maar een kleine moeite!”


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

Mijn kinderen vertikken het om een boek te lezen

Het is een zondagochtend en de regen klettert tegen de ramen. En dat terwijl het zomervakantie is… Hoe dan ook, ideaal weer voor een goed boek, zou je denken. Maar in plaats daarvan zie ik mijn kinderen gebogen over hun tablets en smartphones. De zoveelste YouTube-video wordt bekeken, de zoveelste TikTok-dans geoefend. Het is niet dat ik ze die technologie niet gun, maar ik mis het geluid van omslaande bladzijden en de verwondering in hun ogen wanneer ze worden meegesleept door een spannend verhaal. Mijn kinderen vertikken het om een boek te lezen en dat frustreert me weleens.

Buiten dat het (zacht uitgedrukt) aangeraden wordt door school, waren boeken, toen ik jong was, mijn toevluchtsoord. Ze boden me een ontsnapping naar andere werelden, gaven me vrienden in de vorm van personages en leerden me levenslessen die ik anders nooit had begrepen. De spanning van het niet weten wat er op de volgende pagina zou gebeuren, die magie lijkt nu verloren te gaan in een zee van digitale afleiding. En zeg nou zelf, wat is spannender: een draak die je kunt verslaan met een zwaard of een kat die piano speelt op YouTube?

Ik heb alles geprobeerd. Van klassieke sprookjes tot populaire kinderboeken van nu, van kleurrijke prentenboeken tot spannende avonturenverhalen. Niets lijkt hen te kunnen boeien. Ze kijken me aan met een blik van pure verveling zodra ik een boek tevoorschijn haal.

“Waarom zou ik lezen als ik ook de film kan kijken?”… “Omdat je met lezen je eigen Hollywood-regisseur kunt zijn!” wil ik dan zeggen, maar ja, ze hebben liever een regisseur die ook hun popcorn maakt.

Ik voel me natuurlijk enorm schuldig. Zeker wanneer ik de hete adem van de juffen in mijn nek voel. “Wel blijven lezen in de zomervakantie!” Maar aan het einde van de zomervakantie is er op die goedbedoelde leesbingo nog geen enkele kruis te zien. Nou ik kan je vertellen, aan mij en aan de kapitalen die ik uitgeef aan alle boeken ligt het niet!

Is het de schuld van de technologie? Misschien. Onze samenleving lijkt lezen niet langer te waarderen zoals vroeger. Waar lezen ooit werd gezien als een essentiële vaardigheid en een bron van plezier, lijkt het nu te worden verdrongen door snellere, makkelijkere vormen van vermaak. De lange adem die nodig is om een boek uit te lezen, past niet meer in de snelle, vluchtige wereld van vandaag. Tegenwoordig is het boek blijkbaar net zo ouderwets als het gebruik van een faxapparaat.

Ik kan mijn kinderen niet dwingen! Wat moet ik doen? Hun oogleden opentrekken en een boek voor hun neus houden? Bovendien, lezen moet een plezier blijven en geen straf worden. Maar ik maak me zorgen. Lezen biedt namelijk zoveel meer dan alleen vermaak.

Misschien is het tijd om zelf weer het goede voorbeeld te geven. Om vaker mijn eigen boek op te pakken en hen te laten zien hoe ontspannend en verrijkend het kan zijn. Om voor te lezen, ook al lijken ze niet geïnteresseerd, in de hoop dat er toch iets blijft hangen. En wie weet, misschien kunnen we een (zoveelste) deal sluiten: voor elk gelezen hoofdstuk mogen ze een TikTok-filmpje maken waarin ze doen alsof ze lezen.

Of heeft iemand anders een beter voorstel?


Afbeelding: Shutterstock

‘Als een dametje’… Nope, niet mijn dochter!

Ik ben opgegroeid met de uitspraken ‘doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’ en ‘als je niks leuks kunt zeggen, zeg dan niks’. Op zich is er niks mis met deze uitspraken, behalve wanneer het wordt gebruikt om meisjes de mond te snoeren. Meestal vertaalt zich dat in een jonge vrouw die bang is om haar mening te uiten, omdat het iemand zou kunnen beledigen of erger nog, dat haar mening er niet toe doet.

Als kind was ik verre van ingetogen. Ik was luidruchtig en eigenwijs. Ik was extravert en ik vocht terug als ik gepest werd. Ik maakte grapjes en daagde iedereen die op mijn pad kwam uit. Maar toen werd ik een puber en wilde ik niet meer die ‘wilde’ meid zijn. Ik wilde voor jongens aantrekkelijk zijn, een soort ‘mooiste meisje van de klas’. What was I thinking!? Dit was ik natuurlijk helemaal niet, maar ik bleef volhouden om een beleefd dametje te zijn.

Uiteindelijk werd ik een volwassene die continu ‘het spijt me’ zei voor dingen waar ik me helemaal niet voor hoefde te verontschuldigen. Ik verontschuldigde me voor mijn uiterlijk, voor mijn gewicht, voor wie ik ben. Ik voelde zelfs plaatsvervangende schaamte wanneer iemand anders een ander corrigeert. Het was volslagen onzin, maar het ongedaan maken van al een ingesleten gewoonten is een stuk moeilijker dan het klinkt.

En toen werd mijn dochter geboren!

Een dochter die iedereen de stuipen op het lijf jaagt. Die haar ruimte inneemt. Die haar stem laat horen. Die zonder enige terughoudendheid, volledig zichzelf is. En ik wil dat ze zo blijft. Ik wil niet dat ze haar haar, haar lichaam of haar karakter verandert, omdat ze denkt dat mensen haar dan leuker vinden.

Sterker nog, ik ergerde me kapot aan mensen die vinden dat ze zich niet ‘als een dametje’ gedraagt.

Mijn dochter mag rouwdouwen, voor zichzelf opkomen, zichzelf verdedigen en vooral, haar menig geven. Ja natuurlijk verwacht ik dat ze beleefd is, net zo beleefd als dat een zoon zou zijn. Beleefd, maar niet tegen de prijs van het opofferen van zichzelf. Ze durft een confrontatie aan te gaan en ik wil dat het zo blijft.

Dus opgesodemieterd met ‘gedragen als een dametje’, mijn dochter gedraagt zich als zichzelf!


Afbeelding: Shutterstock
Update: 2022/2024

speelgoed klei kind 4 jaar

Klusklas? Dat is toch gewoon handenarbeid…

Ooit, niet eens zo lang geleden, zaten we allemaal op woensdagochtend met onze handen in klei, hout, papier-maché en verf. We knutselden, boetseerden, bakten en bouwden erop los, ongeacht of we werden gezien als de slimste of de ‘minst academisch getalenteerde’ van de klas. Handenarbeid, dat was het moment waarop we even konden ontsnappen aan de strenge logica van rekenen en taal. We voelden ons allemaal even vrij, even creatief. Wat is er toch met die tijd gebeurd?

De klusklas

Nu lijkt het onderwijslandschap verdeeld in talloze vakjes en hokjes. Naast de plusklassen, speciaal voor de hoogbegaafde leerlingen, hebben we nu dus ook de klusklassen. Je zou denken dat die laatste gewoon een moderne naam is voor wat wij vroeger handenarbeid noemden. Maar nee, er schuilt een diepere scheiding in dit systeem. Het idee heerst dat kinderen opgedeeld moeten worden naar hun cognitieve capaciteiten en dat praktische vaardigheden alleen voor de ‘handige’ kinderen zijn, niet voor de ‘slimme’.

Maar waarom zouden slimme kinderen niet ook gewoon lekker willen werken met hun handen? Waarom moeten we ze in hemelsnaam een keuze laten maken tussen hoofd en handen? Alsof de twee elkaar uitsluiten. Alsof het feit dat je een boekenwurm bent betekent dat je niet ook kunt genieten van het zagen van een plank, het schilderen van een kunstwerk of het bakken van een brood.

Specialisatie op jonge leeftijd

We leven in een wereld waar creativiteit en probleemoplossend vermogen steeds belangrijker worden. Innovatie komt niet alleen voort uit theoretische kennis, maar juist uit de combinatie van denken en doen.

Toch lijkt ons onderwijssysteem steeds meer te streven naar specialisatie op jonge leeftijd. We duwen kinderen in vakjes waar ze maar één aspect van hun potentieel kunnen ontwikkelen. En dit in een tijd waarin de wereld juist vraagt om veelzijdigheid én handigheid. Daarbij vergeten we even dat creatief bezig zijn met je handen net zo goed een cognitieve uitdaging kan zijn als een wiskundeproefwerk.

Vroeger

Soms kijk ik weleens met weemoed terug naar de eenvoud van vroeger. Toen leek er voor ieder kind, slim of niet, een kans te zijn om te ontdekken hoe het voelt om iets tastbaars te creëren. Om te voelen hoe je handen de gedachten in je hoofd kunnen omzetten in iets concreets. Laten we niet vergeten dat leren met je handen net zo waardevol is als leren met je hoofd.

De klusklas is een mooi initiatief, maar ik denk dat het beter is om dit niet alleen een vangnet te laten worden voor de kinderen die minder presteren op andere vlakken. Net zo min dat een uitdagende rekensom alleen voor de ‘slimme’ kinderen is. Want in het leven én in het leren is er geen ruimte voor zulke strikte scheidingen. We hebben zowel hoofd als handen nodig om de wereld vorm te geven.

Dus, woensdagochtend handenarbeid?


Afbeelding: Shutterstock

einde schooljaar

13 dingen die er nog even doorheen geramd worden (zo aan het einde van het schooljaar)

Het schooljaar zit er weer bijna op. De finish van de bento-broodtrommels, het huiswerk en die verschrikkelijke wekker met nog ergere snoozeknop is in zicht. Ik moet mijzelf dat laatste helse stukje bij elkaar rapen en al mijn lurven over de finish heentrekken. Het laatste restje energie is ver te zoeken en de bento-broodtrommels ook, mijn kinderen mogen al blij zijn als er überhaupt een broodtrommeltje te vinden is in hun rugzakje. De kans is namelijk groot dat deze op het aanrecht is achtergebleven.

Ik zie het ook om mij heen. Die frisse energie die er in september heerst, die is in juni ver te zoeken. De laatste activiteiten worden voor lief genomen, maar eigenlijk zit niemand er meer op te wachten. Weer een sportdag, weer een bonte avond, oh hel, het schoolreisje komt er ook nog aan en laten we vooral die altijd populaire schoonmaakavonden niet vergeten.

Je zou kunnen denken, maak je niet druk, het is bijna vakantie. Maar ja, om die frisse start in september te kunnen maken, moeten er juist nu een aantal dingen afgesloten worden. 

  1. De laatste nieuwsbrieven en mededelingen: Loedermoeder, ik weet het, maar ik lees ze al niet meer. Het zal mij aan m’n reet roesten wie er toetreedt in de MR, dat er een nieuw telefoonnummer is, of waar de bak met gevonden voorwerpen staat.
  2. Nog ‘even’ een spreekbeurt: Oh, je hebt een model van de vulkaan nodig… voor morgen? Natuurlijk.
  3. Sportdag: Alsof er nog even snel aan een ‘summerbody’ gewerkt moet worden.
  4. Schoolreisje: Met 180 andere scholen door hetzelfde pretpark heen schoffelen. Leuk!
  5. Rapportgesprekken: Waar je hoort hoe je kind eigenlijk alles doet, behalve wat jij dacht. Én altijd gepland op momenten dat je net even helemaal nergens tijd voor hebt.
  6. Schoolfoto: Die altijd gemaakt worden op dagen dat je kind eruitziet alsof ze in een wervelstorm hebben gezeten.
  7. Verjaardagsfeestjes: Iedereen is jarig in juni, blijkbaar.
  8. Afscheidscadeautjes: Voor elke leraar, assistent en zelfs de conciërge die je nog nooit hebt ontmoet.
  9. Juffen- en meesterdag: Ze werken hard, ze zijn betrokken en ik waardeer echt wat ze allemaal doen. Respect ook, dat ze niet compleet gestoord worden van 28×2 van die ouders die vinden dat hun etterbakkie de nobelprijs zouden moeten ontvangen. Ze verdienen absoluut een speciale dag! Maar ja, dankzij al die fijne lijstjes op het internet, ‘wat je niet moet zeggen tegen een bevallen vrouw’, ‘wat je niet moet zeggen tegen een moeder met één kind’, zo heb je ook een lijstje met ‘wat je niet moet geven aan een juf of meester‘. Ja heus, nog meer stress zo aan het einde van het jaar dus. Weken ben ik ermee bezig om te bedenken wat ik nou voor origineels kan geven aan de lieftallige juffen. Vervolgens heb ik mezelf weer in de nesten gewerkt door tot het laatste moment te wachten en overhandig ze uiteindelijk toch nog een doos chocolade.
  10. Schoonmaak ochtend: Het zijn altijd dezelfde die deze activiteit in de agenda hebben staan…
  11. Studiedag: Hoe kan het dat er zo vlak voor de zomervakantie nog een studiedag ingepland wordt?
  12. Onverwachte traktaties: “Mam, ik heb morgen een traktatie nodig voor de hele klas.”
  13. Eindtoetsen: Blijkbaar leren ze ook nog wat in die laatste weken…

Nou, ik hijs m’n lurven nog eventjes op en ik kijk vol verlangen uit naar die zomervakantie die er weer aan zit te komen, om vervolgens na twee weken weer wanhopig uit te kijken naar het nieuwe schooljaar.

Oh, en vergeet straks niet om de schooltassen leeg te maken!


Afbeelding: Shutterstock

opvoeding wegloop methode

Opvoedkundigen waarschuwen voor veelgebruikte ‘wegloop-methode’… Oke, doei!

Ah daar zijn jullie weer, de opvoedkundigen! Dit keer met een waarschuwing voor de veelgebruikte ‘wegloop-methode’…

Met alle respect voor jullie goedbedoelde adviezen en zorgvuldige tips, wil ik toch even een tegengeluid laten horen. Ik ben die moeder die vol overtuiging “Oké, doei!” roept in de speeltuin, het zwembad, of waar dan ook. En weet je wat? Ik krijg er geen greintje spijt van.

De realiteit van het ouderschap

Opvoeden is geen exact vak en soms moet je gewoon improviseren. Het leven met kinderen is een aaneenschakeling van momenten waarin je nét dat kleine beetje extra nodig hebt om de dag door te komen. Dus als mijn kind besluit dat het park nog niet verlaten mag worden, terwijl ik al half in de stress zit omdat er nog een ander kind ergens opgehaald moet worden, ja, dan roep ik “Oké, doei!” en loop ik weg. En guess what? Mijn kinderen rennen achter me aan alsof ze in een marathon zitten.

Tijdsbesef

Opvoedkundige Tovah Klein zegt dat peuters geen tijdsbesef hebben. Nou, ik denk dat mijn peuter een natuurkundig wonder is, want zodra ik begin te lopen, heeft hij ineens een razendsnelle klok in zijn hoofd die tikt dat mama écht wegloopt. En daar reageert hij meteen op.

Onvoorwaardelijke liefde

Opvoedkundigen beweren dat deze wegloop-methode schadelijk is voor het vertrouwen en de onvoorwaardelijke liefde tussen ouder en kind. Maar mijn kinderen weten dondersgoed dat ik ze nooit echt achterlaat. Ze weten ook dat mama soms een beetje drama creëert om hen uit de speeltuin te krijgen. En als ik ze in de auto heb gekregen, lachen we erom. Die kleine theatrale momenten maken onze band alleen maar sterker.

Opvoedkundigen Margolin en Gallant stellen dat je kalm moet blijven en redelijke grenzen moet trekken. Kijk, ik ben het ermee eens dat je grenzen moet stellen, maar laten we het ook een beetje luchtig houden. Soms is humor en soms is een beetje dreigen de beste manier om een peuter in beweging te krijgen. “Wil je lopen of gedragen worden?” Ja, dat werkt soms. Maar soms werkt een goed geplaatste “dikke, doei!” gewoon het beste. En ja, als ze boos worden omdat ze weg moeten, dan is dat maar zo. Boze peuters horen er gewoon bij.

Het spijt me zeggen?

En mocht ik ooit eens écht te ver gaan met mijn dramatische afscheid, dan zeg ik gewoon: “Sorry schat, mama was een beetje te enthousiast met het doen alsof ze wegging. Natuurlijk laat ik je nooit alleen.” En dan knuffelen we, en alles is weer goed.

Dus, beste opvoedkundigen, ik waardeer jullie zorgen en tips, maar ik ben er van overtuigd dat mijn opvoed-methode ook zo zijn charme heeft. We overleven het allemaal wel en uiteindelijk groeit mijn kind op met een goed gevoel voor improvisatie.


Afbeelding: Shutterstock

Meer werken betekent voor Tessa minder toeslagen

Stel je voor dat je meer wilt werken, maar dat dit financieel nadelig voor je uitpakt. Voor Tessa, een alleenstaande moeder van twee jonge kinderen, is dit geen hypothetische situatie maar de dagelijkse realiteit. Na een pijnlijke scheiding probeert Tessa haar leven weer op de rails te krijgen, maar het toeslagenstelsel werpt een onverwachte hindernis op haar pad.

“Ik wil meer werken, maar elke extra euro die ik verdien, betekent minder toeslagen. Aan het eind van de maand houd ik dan juist minder over,” vertelt Tessa. Dit fenomeen staat bekend als de armoedeval, een vangnet dat onbedoeld een valkuil is geworden.

In ons land is hard werken een deugd, tenminste, dat wordt ons verteld. Toch confronteert Tessa’s situatie ons met de ironie van ons eigen systeem. Voor sommigen, zoals Tessa, betekent meer werken niet meer zelfstandigheid, maar juist een grotere afhankelijkheid van een systeem dat niet langer lijkt te werken zoals bedoeld.

Tessa werkt drie dagen per week. Ze zou haar werkweek graag uitbreiden, niet alleen voor extra inkomen maar ook om een voorbeeld te stellen voor haar kinderen. “Ik wil dat ze zien dat hard werken loont,” zegt ze. Maar de realiteit is anders. Tessa staat voor een keuze die geen echte keuze is: werk meer en verlies geld, of blijf steken waar je zit en behoud je toeslagen.

Het is een klem waar veel alleenstaande ouders in zitten. Natuurlijk, het systeem van toeslagen is ooit opgezet om mensen zoals Tessa te helpen. Maar als deze regelingen het onaantrekkelijk maken om meer te werken, moeten we ons afvragen of het systeem niet tegen zijn eigen doelstellingen ingaat.

“Ik probeer mijn kinderen te leren dat ze verantwoordelijkheid moeten nemen, dat ze hard moeten werken voor wat ze willen. Hoe leg ik uit dat hun moeder niet meer gaat werken omdat we dan financieel achteruitgaan?”

Volgens Tessa moeten we gaan werken aan een oplossing die ervoor zorgt dat hard werken daadwerkelijk loont, voor iedereen. “Want zeg nou zelf, waarom zou je meer werken als je er financieel op achteruitgaat?”


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

opvoeding

Kwestie: kinderen worden niet meer opgevoed…

De vraag die de tongen losmaakt op social media: worden kinderen vandaag de dag nog wel opgevoed? Of zijn we simpelweg getuige van een generatie waar de wildebras regeert en de ouders slechts toeschouwers zijn?

Kinderen worden niet meer opgevoed

Het is een zin die we vaak genoeg horen, vooral uit de monden van onze eigen (groot)ouders, maar ook genoeg leeftijdsgenoten die deze uitspraak doen. De oudere generaties kijken met nostalgie terug op hun eigen jeugd en de manier waarop zij hun kinderen opvoedden. Zij beweren dat kinderen van tegenwoordig luidruchtiger zijn, onbeleefder en dat ouders het allemaal maar laten gebeuren. Maar is dat echt zo? Zijn we getuige van een generatie van onopgevoede kinderen, of is dit slechts een verschil in perspectief, verloren in de vertaling van de ene generatie naar de andere?

Gemakkelijk te beweren

Het is gemakkelijk te beweren dat “kinderen tegenwoordig niet worden opgevoed”. In parken, supermarkten en restaurants zien we vaak genoeg kinderen die gillen, die huilen, of die hun ouders tegenspreken. Het is zichtbaar, hoorbaar, soms zelfs overweldigend. Maar was dit vroeger niet ook het geval? Waren kinderen vroeger werkelijk altijd gezien en niet gehoord, altijd beleefd en altijd gehoorzaam?

Kwestie van opvoeding

Misschien is het geen kwestie van opvoeding, maar meer van verandering in wat sociaal aanvaardbaar is. De opvoedingsnormen zijn geëvolueerd. Waar de vorige generaties waarde hechtten aan gehoorzaamheid en respect, zetten hedendaagse ouders meer in op zelfexpressie en het bevorderen van zelfvertrouwen. Dit betekent niet dat kinderen niet worden opgevoed; het betekent dat ze worden opgevoed om andere kwaliteiten te waarderen.

Daarbij zijn ouders nu meer dan ooit jongleurs; werk, sociale verplichtingen, de fitnessroutine die ze al drie jaar proberen te beginnen. Het is geen wonder dat ze soms hopen dat hun kinderen zichzelf even kunnen bezighouden. “Vroeger was alles beter,” zeggen ze dan, terwijl ze vergeten dat ‘vroeger’ ook geen wifi had. Stel je dat eens voor!

En soms betekent dat, ja, dat een kind in een supermarkt niet onmiddellijk tot de orde wordt geroepen. Maar dat momentopname is niet altijd een accurate reflectie van de algemene opvoeding die dat kind krijgt.

Wat ook vaak over het hoofd wordt gezien, is hoe veel toegankelijker ouderlijk advies en psychologische ondersteuning tegenwoordig zijn. Ouders hebben nu toegang tot een schat aan informatie over opvoedingstechnieken die respectvol en liefdevol zijn, die misschien niet beschikbaar waren voor de eerdere generatie.

De veteranen van de opvoedkunde

Aan de ene kant hebben we de veteranen van de opvoedkunde: over het algemeen is dat de oudere generatie. Zij die zweren bij het oude opvoeden “kinderen moeten gezien en niet gehoord worden”. Zij zien een kind dat meer zegt dan “ja” en “nee” en denken meteen: “Vroeger hadden we dat met één blik opgelost!” Hun bewijsmateriaal? Elke peuteruitbarsting in een supermarkt is voor hen een teken van de opvoedingsapocalyps.

De moderne ouders

Aan de andere kant staan de moderne ouders, gewapend met hun opvoedingsblogs en wetenschappelijke artikelen. Ze prediken zelfexpressie en emotionele intelligentie. Voor hen is een driftbui in de supermarkt niet het einde van de wereld, maar een leermoment. “Hij leert over zijn gevoelens,” zeggen ze, terwijl hun kind de beschuitrollen van de schappen grist. Voor deze ouders is de smartphone zowel een vriend als vijand, want ja, ook YouTube kan educatief zijn (maar goed, laten we eerlijk zijn, meestal is het gewoon een digitale babysitter).

Eigen uitdagingen en manieren

Elke generatie heeft zijn eigen uitdagingen en zijn eigen manieren. Wat door de ene generatie als ‘niet opgevoed’ wordt bestempeld, kan door een andere worden gezien als een progressieve benadering. Misschien is het niet zozeer een vraag van “Worden kinderen nog wel opgevoed?” maar meer van “Hoe zorgen we dat onze kinderen niet alleen overleven, maar ook wegwijs worden in deze moderne wereld?”

Misschien moeten we, in plaats van met de vinger te wijzen, proberen te begrijpen en te ondersteunen waar we kunnen. En ja, misschien moeten die kinderen van tegenwoordig eens een schop onder hun hol krijgen, wie zal het zeggen…


Afbeelding: Shutterstock