‘Even m’n potje afmaken’ en nog vijf reacties van mijn gamende zoon

Het is avond, de klok tikt richting bedtijd en mijn zoon zit alweer uren verdiept in zijn favoriete game. Ik geef het toe, gamen is z’n passie. Het is niet zomaar een hobby, het is een levensmissie. Maar elke moeder kent dat onvermijdelijke moment waarop je de woorden moet uitspreken die bij voorbaat al garant staan voor drama: “Stoppen met gamen, het is tijd om naar bed te gaan.” En dan begint het. Hetzelfde ritueel, dezelfde excuses, dezelfde onuitputtelijke pogingen om nóg vijf minuten te krijgen.

Voor wie dit dagelijks meemaakt: hier zijn vijf reacties van mijn zoon op dat gevreesde moment, want als het om gamen gaat, zijn kinderen net stand-up comedians.

1. “Ik kan nu niet stoppen, ik ben midden in een missie!”

Na “even m’n potje afmaken” komt deze klassieker. Het maakt niet uit hoe vaak ik zeg dat bedtijd echt bedtijd is, mijn zoon is steevast bezig met een ‘missie van levensbelang’ die nooit op pauze kan. “Mam, het is nu écht belangrijk!” zegt hij met een serieus gezicht, alsof hij deel uitmaakt van een reddingsoperatie in het buitenland. En ik sta daar, denkend: sinds wanneer zijn bedtijden onderhandelbaar bij noodsituaties? Helaas, zijn digitale wereld draait blijkbaar door, ook als de klok in de echte wereld richting negen uur gaat.

2. “Dit is mijn laatste potje, ik zweer het!”

Ah, de belofte van “het laatste potje”. Ik ken deze inmiddels als geen ander. Dat ‘laatste potje’ heeft meer keren dan ik kan tellen geleid tot een extra half uur gamen. Zodra ik hem eraan herinner dat ik dat ‘laatste potje’ al 30 minuten geleden heb gehoord, kijkt hij me aan met de onschuldige ogen van een puppy. “Ja, maar dat ging net mis, mam, dit keer echt de laatste!” Ja hoor, en dan zit ik straks op de bank te wachten tot hij eindelijk zijn overwinning heeft behaald. Zelden een belofte met zo weinig overtuigingskracht gehoord.

3. “Ik ben bijna klaar, nog één minuut!”

Het grappige aan deze is dat die ‘één minuut’ nooit een echte minuut is. In game-tijd lijkt dat concept van tijdsverloop totaal anders te zijn. “Nog één minuut,” roept hij dan, terwijl hij druk op de knoppen van zijn controller hamert. Tien minuten later blijkt die ene minuut een rekbaar begrip te zijn dat alle wetten van de natuurkunde tart. En als ik hem daarop aanspreek, volgt steevast: “Mam, jij begrijpt gewoon niet hoe dit werkt!” Tja, misschien niet, maar ik weet wel hoe een klok werkt.

4. “Maar iedereen mag altijd langer gamen, behalve ik!”

En dan komt-ie: de ultieme troefkaart… het argument dat iedereen, maar dan ook iedereen veel langer mag gamen dan hij. Blijkbaar hebben álle andere kinderen ter wereld onbeperkte schermtijd en ben ik de enige moeder die grenzen stelt. “Thijs mag tot tien uur doorgaan en hij hoeft niet eens zijn tanden te poetsen,” roept hij dan verontwaardigd. Even overweeg ik om Thijs’ ouders op te bellen om te checken of dat klopt, maar ik laat het maar. Hoe kan ik als ouder ooit concurreren met de onzichtbare legioenen van gamende kinderen die volgens mijn zoon alle vrijheid van de wereld hebben?

5. “Maar als ik nu stop, verlies ik al mijn voortgang!”

Dit is de dramatische noodbom die altijd aan het eind komt. Met een zucht en een diepe blik in mijn richting zegt hij: “Als ik nu stop, verlies ik alles waar ik vandaag voor gewerkt heb.” Het is alsof hij net een kasteel van zand heeft gebouwd en ik er op het punt sta een emmer water overheen te gooien. En ik snap het, ik snap écht dat het frustrerend moet zijn om zomaar te stoppen als je zo hard hebt gewerkt om in die game vooruitgang te boeken. Maar, serieus? Het is bedtijd en zijn digitale karakters kunnen wel een nachtje zonder hem doorbrengen.

Bonus: “Dit is goed voor mijn toekomst!”

Deze komt zo nu en dan voorbij als hij écht wanhopig is. “Mam, dit is serieus! In de toekomst kun je gewoon rijk worden van gamen!” roept hij met sterren in zijn ogen. Tja, hij zou gelijk kunnen hebben. Maar voor nu zeg ik maar: “Voor je toekomst is een goede nachtrust net zo belangrijk, mijn jongen!”

En zo gaan we elke avond het ‘gevecht’ aan, een wedstrijd tussen mijn pogingen om structuur in zijn dag te brengen en zijn eindeloze creativiteit om vijf extra minuten te winnen. Maar eerlijk is eerlijk, uiteindelijk zet hij de game uit, misschien niet zonder protest, maar wel met een knuffel voordat hij naar bed gaat.

Dus aan alle moeders met gamende zonen, we zitten allemaal in hetzelfde schuitje. Het is grappig, soms frustrerend, maar vooral heel herkenbaar. En wie weet, misschien eindigt die zoon van mij ooit nog als professionele gamer. Maar voorlopig? Eerst tandenpoetsen en naar bed!


Afbeelding: Shutterstock

Wanneer je kind moet plassen en de winkel geen toilet heeft…

Laatst was ik met mijn kleintje in een winkel, midden in de zindelijkheidstraining, toen het gebeurde: die paniek in zijn ogen, gevolgd door de bekende woorden die elke ouder vreest wanneer je ergens bent zonder snelle toegang tot een toilet: “Mama, ik moet plassen!” Natuurlijk, het moment waarop dat gebeurt, ben je ver weg van huis, geen toilet in zicht. Ik keek om me heen, zoekend naar een oplossing. Geen probleem, dacht ik nog naïef, ik vraag gewoon even of hij hier naar het toilet mag.

Dringend dansende peuter

Dus ik stapte op een medewerker af, met mijn dringend dansende peuter aan mijn hand, en vroeg vriendelijk: “Sorry, zou hij even gebruik mogen maken van het toilet?” Maar het antwoord verraste me: “Sorry, mevrouw, dat mag niet. We hebben geen toilet voor klanten.” Serieus? Geen toilet? Mijn hersenen begonnen te draaien, zoekend naar de snelste uitweg. We hadden nog vijf minuten. Hooguit.

Geen toegang

Toen besefte ik pas hoe vaak ik eigenlijk van dit probleem hoor. Steeds vaker lijken winkels de toegang tot hun toiletten te beperken. Blijkbaar mogen klanten tegenwoordig niet zomaar het toilet gebruiken en dat is echt rampzalig als je met een kleintje in de zindelijkheidstraining bent. Kinderen kunnen niet “nog even wachten”. Het gaat van nul naar honderd in een paar seconden.

Ik probeerde het nog een keer, iets wanhopiger nu: “Hij is nog maar net zindelijk aan het worden en moet echt snel.” De medewerker verontschuldigde zich opnieuw en zei dat het beleid was. Op dat moment voelde ik een lichte paniek opkomen. Wat nu? Naar buiten sprinten en op zoek gaan naar een andere winkel? Of naar een lunchroom rennen en hopen dat ze daar vriendelijker zijn?

Kar achtergelaten

Gelukkig liep het deze keer nét goed af. We stormden de winkel uit, ik met mijn boodschappen nog half in mijn kar en een peuter die het nét op tijd haalde bij een openbare wc verderop. Maar de stress die zo’n moment veroorzaakt, is echt niet normaal. Kinderen begrijpen het gewoon niet en eerlijk gezegd begrijp ik het als ouder ook niet altijd. Hoezo kan een toilet niet even beschikbaar zijn in geval van nood?

Weinig toegankelijke toiletten in winkels

Waarom zijn er zo weinig toegankelijke toiletten in winkels? Begrijp me niet verkeerd, ik snap dat er praktische overwegingen zijn, maar een klein beetje flexibiliteit, vooral als het om kinderen gaat, zou toch geen kwaad kunnen? Soms lijkt het alsof we vergeten zijn hoe het was toen we zelf kinderen hadden die elk moment een ongelukje konden krijgen.

Dus winkeliers, mocht een moeder ooit met een dansend kind naar je toe komen met de wanhopige vraag om even naar het toilet te mogen, wees alsjeblieft niet te streng. Want zindelijkheidstraining is al zwaar genoeg zonder dat je midden in de winkel tegen beperkingen aanloopt.


Afbeelding: Shutterstock

Sorry loedermoeders, maar mijn huis is wél netjes!

“Hoe krijg je het toch voor elkaar om je huis altijd zo netjes te houden?”, vroeg een vriendin laatst. Ze klonk een beetje verbaasd, alsof een huis met kinderen niet opgeruimd kan zijn zonder een of ander magisch trucje. Nu begrijp ik die verbazing wel, want ja, mijn huis is altijd redelijk op orde. Geen rondslingerende schoenen en jassen op de vloer, geen stapels afwas op het aanrecht en geen speelgoed dat je als een mijnenveld moet ontwijken. Maar verrassend? Nou, dat vind ik eigenlijk niet.

Het lijkt wel alsof er een ongeschreven regel is dat zodra je kinderen hebt, je huis standaard een slagveld moet zijn. Maar waarom eigenlijk? Ja, kinderen maken troep… natuurlijk, dat hoort erbij. Ze hebben bakken vol speelgoed, ze knoeien met eten en ze laten hun schoenen altijd precies daar liggen waar ze niet horen. Maar voor mij is dat geen reden om het dan maar op te geven. Want eerlijk, ik hou van een opgeruimd huis. En ja, het kan!

Het is niet zo dat ik hier met een stalen gezicht het huishouden run alsof ik een militaire operatie leid. Ik ga ook niet elke avond met een stofdoek door de woonkamer of met een vergrootglas door de badkamer. Ik heb geen perfect Pinterest-huis waar elk item zorgvuldig is gestyled, maar ik heb wel een paar simpele gewoontes die me helpen om het huis netjes te houden zonder gek te worden. En laten we daar nou eens over praten, want ik geloof er heilig in dat het voor iedereen mogelijk is!

1. Een plek voor alles

Het klinkt zo simpel, maar dat is het eigenlijk ook. Speelgoed? Dat hoort thuis in de speelgoedbak en niet overal verspreid door het huis. Boeken? In de boekenkast. Die eindeloze stapel schoolpapieren? In de lade die daarvoor bedoeld is. Zodra iets een vaste plek heeft, wordt het ineens veel makkelijker om dingen snel op te ruimen, zelfs na een chaotische dag.

2. Opruimen voor je gaat

Mijn gouden regel: als je een kamer verlaat, neem iets mee dat daar niet hoort. Een lege beker, een verloren knuffel, een random sok die mysterieuze krachten heeft om overal op te duiken. Als iedereen in huis dat een beetje doet, blijft de boel veel langer opgeruimd. Het klinkt misschien overdreven, maar geloof me, het werkt als een trein. En het voelt nooit als een enorme klus, omdat het telkens maar om een paar kleine dingetjes gaat.

3. Kinderen betrekken

Ja, ze kunnen het. Kinderen kunnen opruimen, hoe vaak ze ook doen alsof ze die vaardigheid nog niet onder de knie hebben. Hier in huis is het de norm dat als er met speelgoed wordt gespeeld, het daarna ook weer wordt opgeruimd. Natuurlijk, dat kost wat aanmoediging (lees: dreigementen van dat de TV niet aangaat als ze hun troep niet opruimen), maar uiteindelijk wordt het een gewoonte. En nee, het is niet altijd perfect opgeruimd. Soms verdwijnen de Legoblokjes in de verkeerde doos, maar het idee is er.

4. Kleine dagelijkse routines

In plaats van alles op één dag te doen, verdeel ik het door de week. Ik ben niet uren bezig met schoonmaken, maar ik doe wel elke dag een beetje. Even snel de keuken aan kant na het eten, een snelle stofzuigbeurt als de kruimels zich beginnen op te stapelen. Dit voorkomt dat het opbouwen tot één gigantische klus waar ik totaal geen zin in heb.

5. Loslaten van perfectie

Mijn huis is netjes, maar het is ook een huis waar geleefd wordt. Het is geen showroom waar alles strak en vlekkeloos is. Er liggen wel eens schoenen in de gang en ja, er staat wel eens een koffiekopje op de tafel. Maar dat is oké. Het gaat erom dat het niet uit de hand loopt. Ik hoef geen perfect gestileerde woonkamer, maar ik wil wel een huis waar ik niet constant struikel over alles wat rondslingert.

Dus ja, mijn huis is meestal netjes en op orde. En weet je wat? Dat geeft me rust. Ik voel me gewoon prettiger als ik in een opgeruimde omgeving ben. Dat betekent niet dat ik een supermoeder ben of dat ik geen andere prioriteiten heb. Ik ben net als iedereen druk met werk, kinderen en het leven in het algemeen. Maar door kleine gewoontes en een beetje structuur kan ik mijn huis best op orde houden zonder er gestrest van te raken.


Afbeelding: Shutterstock

Appeltjes plukken, hoe het werkelijk gaat…

Ah leuk, het is herfst! We kunnen weer appeltjes plukken met de kinderen. Dit is echt zo’n idyllische activiteit om te doen met kinderen. Lekker een frisse neus halen in de buitenlucht. Terwijl de kinderen ravotten door een boomgaard, leren ze waar appeltjes aan groeien. Alle zintuigen worden geprikkeld en als ouder voel je dat je echt goed bezig bent!

Top, wij gaan appeltjes plukken!  Lees meer

Stop met klagen over het moederschap

Het is tegenwoordig bijna een ongeschreven regel: zodra een moeder online haar hart lucht over het moederschap, staat het commentaar klaar om haar meteen weer op haar plek te zetten. Je kent ze wel, die reacties die haar even willen laten weten hoe fout ze zit. Want als je het over de moeilijkheden van het moederschap hebt, ben je blijkbaar ondankbaar en onwetend. En dat schijnt iedereen te moeten horen.

Laten we eerlijk zijn, soms is een moeder gewoon moe en heeft ze een baaldag. Ze zoekt even wat solidariteit, een paar lieve woorden van steun. Maar helaas, internet commentatoren, vaak andere vrouwen (met een iets te grote dosis competitiedrang) of mannen zonder kinderen, staan klaar met een waslijst aan redenen waarom je niet zou moeten klagen.

Suck it up, buttercup!

Hier zijn een paar van de absolute klassiekers:

“Jij hebt tenminste kinderen.” Want blijkbaar, als je kinderen hebt, mag je nooit, maar dan ook nooit, klagen. Alsof alle gevoelens van vermoeidheid of frustratie plots verdwijnen zodra je kinderen hebt.

“Je moet niet zo zeuren! Suck it up, buttercup!” Want dat houdt je vast warm op de dagen dat je jezelf als een wandelende zombie voelt.

“Je wist waar je aan begon.” Ha! Natuurlijk wisten we het allemaal, elke slapeloze nacht, elke smeerboel op de vloer, elke uitdaging. We hadden het allemaal al tot in de puntjes uitgestippeld, nietwaar?

Deze ‘advies’gevers hebben waarschijnlijk wel empathie gehoord, maar in de praktijk is het blijkbaar makkelijker om met ongevraagde adviezen te komen. Want natuurlijk weet die moeder van drie die al vijf keer op een nacht is opgestaan niet dat ze ervoor gekozen heeft. En ja, ze voelt zich waarschijnlijk direct beter als je haar vertelt dat ze dit allemaal zelf moet oplossen ook.

Moederschap is inderdaad een geschenk, maar ook een geschenk met de nodige complicaties. We zijn dol op onze kinderen, maar dat betekent niet dat we ons altijd dolgelukkig voelen als we weer eens tot ’s avonds laat met een wakkere peuter op de bank zitten. En als we daar even over willen klagen, dan zou dat toch best moeten kunnen zonder dat iemand daar meteen een waardeoordeel over velt?

Waarom klagen niet écht klagen is

Klagen over moederschap betekent meestal niet écht klagen. Het betekent dat een moeder zich moe, overweldigd of even verloren voelt, en gewoon een beetje steun zoekt. Ze heeft misschien geen meningen nodig, maar eerder een warme maaltijd, een douche en een dutje. Of gewoon iemand die zegt: “Ik snap je, je doet het goed.”

Misschien zijn die commentaren van de “ik doe het beter moeders” en de “zeur niet zo mannen” al net zo vermoeiend als het moederschap zelf. Maar zolang er moeders zijn die hun struggles delen, zullen er altijd anderen zijn die vinden dat je gewoon moet stoppen met klagen.


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

Twee keer per dag tandenpoetsen? 5x waarom mijn kinderen vinden van niet!

Elke avond om klokslag half acht begint hier thuis de strijd. Terwijl andere ouders misschien al ontspannen op de bank zitten met een kop thee, sta ik in de badkamer gewapend met een tube tandpasta en twee kinderachtige tandenborstels, klaar voor de dagelijkse krachtmeting, namelijk het tandenpoetsen. Of mijn kinderen twee keer per dag tandenpoetsen? I wish!

Het lijkt zo simpel, dat tandenpoetsen. Twee minuten in de ochtend en twee minuten in de avond en klaar is Kees. Maar bij ons thuis is het allesbehalve eenvoudig. Mijn kinderen lijken wel een waslijst aan redenen te hebben waarom die tandenborstel maar beter in de kast kan blijven staan. Hier zijn vijf van hun meest hardnekkige excuses:

1. “Mijn tandpasta is te pittig!”

Elke ouder kent deze toch? Het eeuwige geklaag over de smaak van tandpasta. Ondanks mijn pogingen om iedere mogelijke kindertandpasta te proberen, van aardbeiensmaak tot bubblegum en alles daartussenin, blijft het een gevecht. “Het prikt op mijn tong,” “Het smaakt vies,” of mijn persoonlijke favoriet: “Het lijkt wel vuur in mijn mond!” Het lijkt wel of er geen enkele tandpasta bestaat die ze doorstaan zonder theatrale reacties.

2. “Ik ben al klaar!”

Dit is een klassieker die ze al snel onder de knie hebben. Na precies vijf seconden zwaaien met de tandenborstel en het verspreiden van wat schuim, verklaren ze triomfantelijk dat ze klaar zijn. “Kijk, mama, mijn tanden zijn al schoon!” roepen ze met een grote glimlach, waarbij ik de overblijfselen van het avondeten nog duidelijk tussen hun tanden zie zitten. Twee minuten voelt voor hen als een eeuwigheid en dus proberen ze altijd met deze ‘snelle poetsbeurt’ weg te komen.

3. “Ik ben te moe…”

Hoe moe ze ook beweren te zijn, dit argument komt steevast tevoorschijn zodra het tandenpoetsen ter sprake komt. Ze kunnen nog energie hebben om een half uur te stuiteren op de bank of om eindeloos om een glaasje water te vragen, maar zodra de tandenborstel in beeld komt, zakken ze dramatisch in elkaar. “Ik ben echt te moe om te poetsen, mama,” zeggen ze met een diepe zucht, alsof ik ze vraag om een marathon te lopen. En voor ik het weet, liggen ze plat op de badkamervloer, zogenaamd uitgeput.

4. “Ik heb toch bijna niks gegeten!”

Logica volgens een kind: als je bijna niet gegeten hebt, hoef je ook niet te poetsen. En als ze in hun ogen al goed hebben gepoetst na het avondeten, dan is die ochtendbeurt ook maar onzin. “Mijn tanden zijn nog schoon van gisterenavond,” beweren ze dan met een stalen gezicht. Of: “Maar ik heb toch alleen een boterham gehad?” Het concept van preventie is aan hen nog niet besteed.

5. “Ik heb toch geen gaatjes!”

Dit argument komt vooral na elk tandartsbezoek tevoorschijn. Zodra de tandarts heeft bevestigd dat alles er prima uitziet, voelen ze zich gesterkt in hun overtuiging dat tandenpoetsen eigenlijk overbodig is. “Ik heb geen gaatjes, dus waarom zou ik nog poetsen?” roepen ze dan, alsof ze net een medisch wonder hebben verricht. Ze lijken te denken dat ze na een schoon tandartsrapport een soort ‘vrije poetskaart’ hebben gekregen.

Maar ik geef niet op, met een tandenborstel in elke hand, ben ik klaar om de strijd aan te gaan. En hoewel ik mezelf heilig had voorgenomen om consequent en geduldig te blijven, voel ik mijn innerlijke stem steeds luider roepen: “Schoon is schoon! Minimaal één keer per dag, dat is toch ook al iets?”

Maar nee, de tandarts in mijn achterhoofd blijft preken over gaatjes, tandvleesontstekingen en dat ik als moeder echt moet doorzetten. Dus zucht ik diep, verzamel al mijn moed, en begin weer aan die twee minuten, die soms ook voor mij aanvoelen als een eeuwigheid. De kinderen kijken me aan met een blik van “echt, alweer?”, maar na wat onderhandelen, een stukje toneelspel en het beloven van een verhaaltje, slagen we er meestal in om die twee minuten vol te maken. Nou ja, soort van…


Afbeelding: Shutterstock

‘Mijn kind zet het op een krijsen als ik haar bij het KDV ophaal, dat is toch raar?’

Elke dag volg ik hetzelfde ritueel. Om precies 17.00 uur rijd ik de parkeerplaats van het kinderdagverblijf op, het hart bonkend van opwinding omdat ik mijn dochter na een lange dag werken eindelijk weer kan zien. Terwijl ik mijn jas dichtrits en richting de ingang loop, stel ik me voor hoe ze blij zal opkijken, misschien zelfs met een klein sprintje naar me toe zal rennen. Een knuffel, een kus, een enthousiast “Mama!”, dat soort dingen. Maar helaas, de werkelijkheid ziet er net iets anders uit.

Krijsen

Wanneer ik de deur van de groep open en mijn dochter mij ziet, gebeurt er namelijk iets heel vreemds. Ze kijkt me even aan, haar lip begint te trillen, en dan… bam! Ze barst in tranen uit alsof ik haar zojuist verteld heb dat haar favoriete knuffel in de wasmachine is verdwenen. Schreeuwen, snikken, snot en tranen; het hele pakketje. De eerste keer dat dit gebeurde, stond ik perplex. Wat was er mis? Wilde ze niet naar huis? Was ze boos op mij? Had ze een rotdag gehad? Maar nee, haar leidster verzekerde me dat ze het hartstikke leuk had gehad en vrolijk had gespeeld. Toch bleef het een raadsel. Waarom zet ze het dan op een krijsen zodra ze mij ziet?

Natuurlijk, ik ben heus niet onbekend met driftbuien. Ze zijn een welbekend onderdeel van het ouderschap. Maar dit voelt anders. Het is geen driftbui van vermoeidheid of frustratie omdat ze bijvoorbeeld haar jas niet aan wil doen. Nee, het lijkt een soort explosie van emoties die eruit komt zodra ze mij ziet. Als een fles cola die al de hele dag geschud is en die op het moment van de hereniging ineens ontkurkt wordt.

Opgekropte emoties

Ik vroeg het aan een vriendin die ook kinderen heeft. “Oh, dat is heel normaal,” zei ze nuchter. “Mijn zoon deed dat vroeger ook. Het is juist een teken dat ze zich veilig bij je voelt. Bij jou kunnen alle opgekropte emoties van de dag eruit.” Ik keek haar aan, nog niet helemaal overtuigd. Dus dat krijsen, snotteren en zich aan mijn been vastklampen als een kleine koalabeer betekent dat ze zich veilig voelt?

Ik besloot het aan de leidster van het kinderdagverblijf te vragen, want misschien had ik iets gemist. Die lachte en bevestigde hetzelfde verhaal. “Het is heel normaal hoor, het betekent dat ze haar emoties de hele dag in bedwang heeft gehouden en dat ze die bij jou durft te uiten. Ze voelt zich zo verbonden met jou dat ze zich bij jou helemaal laat gaan.” Dat was natuurlijk een fijn idee, maar eerlijk gezegd vond ik het nog steeds behoorlijk gênant, daar op dat kinderdagverblijf, met al die andere ouders die hun kinderen vrolijk ophaalden terwijl die van mij zich gedroeg alsof ze net uit een horrorfilm was ontsnapt.

Ben ik de enige?

En dan heb je nog die andere ouders. Je kent ze wel, die met de kinderen die vrolijk met hun rugzakje komen aanhuppelen, zwaaiend naar hun vriendjes terwijl ze hun jas al aandoen voordat hun moeder “ga je mee?” heeft kunnen vragen. En daar sta ik dan, worstelend met een krijsend, spartelend kind, alsof ik haar net uit haar favoriete speeltuin heb geplukt. Oprecht, het voelt soms alsof ik de enige moeder ben met dit fenomeen…


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

En toen bleek ik opeens een winkeldief! Nou ja, mijn kleuter dan…

Boodschappen doen is meestal niet mijn favoriete bezigheid, maar sinds de zelfscankassa’s hun intrede hebben gedaan, vind ik het ineens een stuk dragelijker. Geen eindeloze wachtrijen meer, geen vreemde blikken van de caissière als mijn kleuter weer eens iets te hard roept dat hij “NU EEN KOEKJE WIL!” Nee, met een zelfscanner kan ik rustig mijn karretje door de gangpaden manoeuvreren, zonder me druk te maken over ongemakkelijke situaties. Tenminste, dat dacht ik.

Prachtig dat zelfscannen

Daar liep ik dan, met mijn kleuter naast de winkelwagen en de scanner stevig in mijn hand. Mijn kleuter vindt het prachtig, dat zelfscannen. Terwijl ik zorgvuldig de barcodes van de yoghurt, appels en brood inscan, grijpt hij enthousiast naar alles wat hij kan bereiken. Soms kijk ik nog eens achterom en zie ik een pak eierkoeken die ik me niet kan herinneren gepakt te hebben, of een zak chips die ik echt niet op mijn lijstje had staan. “Mama, koekjes!” roept hij blij en mikt een pak oreo’s in de kar. “Nee, schat, die hebben we al thuis,” probeer ik dan geduldig, terwijl ik de koekjes terugleg en een poging doe om hem een appel aan te smeren.

Maar goed, meestal weet ik deze spontane inbreng nog op tijd te ontdekken en corrigeren voordat we bij de kassa zijn. Ik scan het laatste item, betaal met een voldaan gevoel en denk dat ik de winkel als een ware multitaskende supermoeder heb verlaten.

Tot die ene keer. De winkel was druk en mijn geduld stond op het punt te verdampen. Mijn kleuter had zijn ogen laten vallen op de plastic tasjes bij de kassa en in de chaos die volgde, had ik mijn volle aandacht nodig om te voorkomen dat hij met de hele tassenbundel op de grond zou eindigen. “Kom op, we zijn bijna klaar,” mompelde ik, terwijl ik de laatste producten in mijn tassen propte en de zelfscan op ‘betalen’ zette.

Steekproef

En ik voelde het al aankomen… “Steekproef,” verscheen er op het scherm. O nee, niet nu! Ik keek naar mijn overvolle kar, mijn kleuter die inmiddels de zak met chips weer had teruggevonden, en ik zuchtte diep. Daar kwam de medewerker al aan, glimlachend maar met een blik die duidelijk maakte dat er geen ontkomen aan was.

“Goedemiddag, even een kleine controle,” zei ze vriendelijk terwijl ze de scanner pakte en begon met het nalopen van mijn boodschappen. Ik deed mijn best om me onschuldig te gedragen, maar ergens bekroop me een vervelend gevoel. Wat had hij er nu weer in gegooid zonder dat ik het doorhad?

En ja hoor, na een paar tellen vond ze het: een grote reep chocola, diep verstopt onder een stapel bananen. “Deze is niet gescand,” zei ze, terwijl ze me met een licht vragende blik aankeek. Ik kon wel door de grond zakken. “Sorry, die had ik echt niet gezien,” stamelde ik. Ze knikte begripvol, maar ik voelde me schuldig. Niet alleen omdat ik die reep niet had gescand, maar ook omdat ik in gedachten al aan het plannen was hoe ik die kleuter straks thuis ging berispen.

“Mama, chocola voor thuis?” riep hij vrolijk, terwijl hij naar de reep wees. De medewerker glimlachte breed en ik zag haar denken: “Dat excuus heb ik vaker gehoord.”

Daar stond ik dan

Daar stond ik dan, terwijl (voor mijn gevoel) de hele supermarkt me toekeek. Ik betaalde snel voor de vergeten reep, bedankte de medewerker en duwde het karretje zo snel mogelijk richting uitgang. Mijn kleuter zwaaide vrolijk en ik mompelde iets van “geen chocola voor jou, jongeman!” Maar eigenlijk voelde ik me vooral beschaamd.

Eén ding is zeker: de volgende keer dat ik bij de zelfscan sta, check ik nog even extra goed wat er allemaal in mijn karretje is beland. Want je weet het maar nooit met die kleine winkeldief.


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

’10 euro zakgeld per week vind ik belachelijk!’

Laatst was het weer zover: een van die alledaagse momenten waarop je als moeder wordt geconfronteerd met de harde realiteit van het ouderschap. Ik stond in de keuken, met mijn handen vol afwas en mijn hoofd vol boodschappenlijstjes, toen mijn tienjarige dochter met een daverende vraag kwam: “Mama, hoeveel zakgeld krijg ik eigenlijk?”

Ik keek haar even aan, zoekend naar de juiste woorden. Want eerlijk gezegd, had ik geen idee. Niet dat ik er niet over had nagedacht, maar hoeveel zakgeld geef je een kind van tien? Genoeg om te leren omgaan met geld, maar niet zoveel dat ze denkt dat het altijd uit de lucht komt vallen. Terwijl ik dit allemaal overwoog, kwam ze met een bommetje: “Lisa krijgt tien euro per week!”

Tien euro per week?

Mijn mond viel bijna open. Tien euro per week?! Is dat serieus wat kinderen tegenwoordig krijgen? Voor een moment voelde ik me teruggeflitst naar mijn eigen jeugd, waar ik wekelijks een paar gulden kreeg – genoeg voor een zak snoep en misschien een Donald Duck, als ik echt zuinig deed. Maar tien euro per week? Wat moest Lisa daar in hemelsnaam mee kopen? Een bescheiden aandelenportefeuille of alvast een voorschot op haar eerste auto?

Ik probeerde mijn verbazing te verbergen en vroeg: “En wat doet Lisa met al dat geld?” “Ze koopt Pokémon-kaarten en spaart voor een nieuwe iPad,” zei mijn dochter alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Oké, dus we zijn het stadium van een zakje chips en een nieuwe gum blijkbaar al ver voorbij.

Niet krenterig

Nu ben ik echt niet krenterig. Ik vind het belangrijk dat kinderen leren omgaan met geld, dat ze leren sparen, keuzes maken en dat ze begrijpen dat geld niet oneindig is. Maar tien euro per week aan zakgeld, dat komt neer op veertig euro per maand. Veertig euro! Toen ik tien was, voelde ik me rijk als ik dat bedrag in een half jaar bij elkaar had gesprokkeld.

Ik vroeg me af of ik misschien ouderwets was. Misschien is het inflatie. Misschien is het gewoon de moderne tijd en loopt iedereen nu met een eigen bankpasje en een spaarrekening vol kinderbijslag rond. Maar toch, het bleef aan me knagen. Want wat leren we onze kinderen als we ze zoveel zakgeld geven? Dat alles in overvloed beschikbaar is? Dat je alleen maar hoeft te vragen en je krijgt het? Ik wil mijn dochter leren dat je moet werken voor wat je wilt, dat geld verdienen tijd en inspanning kost.

Redelijk bedrag

Dus, wat is dan een redelijk bedrag voor een tienjarige? Vijf euro per week? Drie euro? Is dat dan weer te weinig? Terwijl ik me afvroeg of ik in het volgende schoolpleinoverleg als de gierige moeder zou worden bestempeld, hoorde ik mijn dochter zachtjes mompelen: “Dus, hoeveel krijg ik nou?”

“Hoe zou jij vijf euro per week vinden?” vroeg ik. Ze keek me even aan, dacht na, en haalde toen haar schouders op. “Prima,” zei ze luchtig. “Kan ik sparen voor een grotere LEGO-set.” En daarmee was het gesprek voorbij, alsof die hele tien-euro-discussie nooit had plaatsgevonden.

In de dagen die volgden, bleef ik er toch over piekeren. Niet zozeer over het bedrag zelf, maar over de waarde die we kinderen meegeven. Is het belangrijk dat ze veel geld hebben, of is het belangrijker dat ze leren wat geld waard is? En hoe voorkom je dat je kind de enige is zonder dure gadgets, terwijl de rest van de klas lijkt te zwemmen in zakgeld?

Gespaard

Een week later kwam mijn dochter weer naar me toe, met een grote glimlach. “Mama, ik heb nu al vijftien euro gespaard! Ik ga er nog tien bij doen en dan kan ik die LEGO-set kopen die ik wilde!” Tien euro? Ik keek haar verbaasd aan. “Ja, van mijn verjaardagsgeld!” riep ze vrolijk. “Ik heb nog niks uitgegeven, want ik wil die set heel graag.”

En daar zat ik, met een grijns van oor tot oor. Want het bleek maar weer: kinderen leren snel. Zelfs met vijf euro per week had ze de waarde van sparen en keuzes maken begrepen. Misschien was tien euro per week inderdaad belachelijk, maar uiteindelijk gaat het niet om het bedrag. Het gaat erom dat ze leren plannen, sparen en genieten van de beloning die ze zelf bij elkaar hebben gespaard.

Dus, voor nu blijft het bij vijf euro. En wie weet, als ze echt een keer heel overtuigend komt uitleggen waarom ze een loonsverhoging verdient, ga ik er nog eens over nadenken. Maar tot die tijd ben ik stiekem best trots op mijn zuinige dochter en een beetje op mezelf, voor het niet toegeven aan de zakgeldinflatie van de moderne tijd.


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

Middagslaapje op het KDV betekent een lange avond voor ons…

Elke werkdag om precies 13.15 uur gebeurt het weer. Terwijl ik achter mijn bureau probeer mijn inbox weg te werken, verschijnt er een berichtje op mijn telefoon. “Je zoontje ligt lekker te slapen,” staat er dan vrolijk, vergezeld van een foto waarop hij vredig in een klein kinderbedje ligt, knuffel stevig in zijn armpjes geklemd. Het is zo’n beeld waar je hart van smelt. Tenminste, dat zou je denken. Maar in plaats daarvan bekruipt me een onmiskenbaar gevoel van onrust.

Want ik weet inmiddels wat die ogenschijnlijk onschuldige middagdutjes betekenen: een lange, eindeloze avond vol energie, springend op de bank, pratend tegen zijn knuffels en eindeloze verzoekjes om nóg een boekje voor te lezen. Middagslaapje op het KDV betekent een avondklok die ver voorbij zijn normale bedtijd reikt. En ik kan je vertellen, na een lange werkdag sta ik niet bepaald te springen om een peuter die om negen uur ’s avonds nog vol energie rondstuitert alsof hij net een dubbele espresso op heeft.

De uitdaging

Nu hoor ik je denken: “Nou, laat hem dan niet slapen!” Maar daar begint de uitdaging pas echt. Want wanneer ik het KDV verzoek om het dutje over te slaan, word ik geconfronteerd met een ander probleem: een peuter die de hele middag door het kinderdagverblijf strompelt als een zombie op suikerontwenning. Zijn humeur daalt dan tot diep onder het vriespunt en hij verandert in een mopperend, klagerig hoopje mens. De leidsters kijken me dan hoofdschuddend aan als ik hem ophaal, met zo’n blik van “Hij heeft echt zijn slaap nodig, hoor.”

Ik sta dus voor een dilemma. Als hij op het KDV slaapt, is hij de rest van de middag en avond de koning te rijk, klaar om de wereld te veroveren. Maar dat betekent voor ons thuis een eindeloze avond van een peuter die de slaap gewoon niet kan vatten. Geen enkel slaapritueel is dan nog effectief. Verhaaltjes, knuffelen, een rustig muziekje; hij ligt gewoon te stuiteren in zijn bed terwijl wij uitgeput op de bank ploffen, verlangend naar het moment dat we zelf ook eindelijk naar bed kunnen.

Onhandelbaar en de leidsters

Maar als hij niet slaapt, is hij op het KDV onhandelbaar en de leidsters laten subtiel merken dat ze daar ook niet blij van worden. Terecht natuurlijk, want een chagrijnige peuter is geen pretje voor de andere kinderen en ook niet voor de leidsters die hun best doen om alles in goede banen te leiden. Ze suggereren dan of hij niet toch ‘een kort dutje’ kan doen. “Gewoon een halfuurtje, dan is hij net even bijgetankt,” zeggen ze dan hoopvol. Ja, dat klinkt leuk in theorie, maar probeer een tweejarige maar eens uit zijn middagdutje te halen na dertig minuten. Hij wordt wakker als een draak en de rest van de middag is hij vervolgens nóg knorriger.

Vicieuze cirkel

En zo zitten we vast in een vicieuze cirkel. Geen slaap betekent chagrijnig op het KDV. Wel slaap betekent een mini-energiebom in huis, lang nadat wij zelf al willen gaan slapen. Ergens hoop ik dat er een magische oplossing bestaat, een toverformule waarmee ik mijn zoontje perfect in balans krijg, zodat hij op het juiste moment slaperig is en op het juiste moment energiek. Maar tot die tijd blijf ik iedere dag opnieuw met mijn telefoon in de hand zitten, in spanning afwachtend of dat verlossende slaapbericht weer binnenkomt.


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock