Bijna zes jaar na de geboorte van mijn middelste begin ik er eindelijk aan. De fotoalbums. Achthonderd mapjes met willekeurige afbeeldingen blijken nog een behoorlijk uitzoek werk te zijn. Een klusje waar je echt even voor moet gaan zitten en dat doe ik dan ook. Ik pak er een wijntje bij en zet een achtergrond muziekje aan.
Kom maar op.
Uren struin ik door de afbeeldingen van mijn kleintjes. Waren dit mijn baby’s? Wanneer dan? Vraag ik mezelf af.
“Open je ogen voor mij, loop je geluk niet voorbij”, galmt het uit de speakers (BLØF). Tranen rollen over mijn wangen. Ik ga terug in die tijd, ik voel het gevoel en ik ruik de geuren van toen. Wat was het een fijne tijd. Maar het is alsof de baby op het scherm, mijn kind, mijn zoon het zeggen wil. ‘Open je ogen voor mij, loop je geluk niet voorbij.’
Ik open een filmpje en zie de eerste ontmoeting tussen mijn oudste en haar broertje. Mijn God, wat was ze klein. Drie jaar jong en plots was ze grote zus. Wat heb ik veel van haar gevraagd, veel van haar verwacht. Meer dan nodig was.
En de woorden ‘open je ogen voor mij, loop je geluk niet voorbij’, dwalen door mijn hoofd.
Ik mis jou, ik mis ons, ik mis mijn kleintjes. Ik mis de volle dagen samen, het spelen, het vervelen. Ik mis de boekjes, de dutjes, het winkelen. En nu ik je stemmetje in dat filmpje weer hoor, mis ik die ook.
Ik mis het zingen, ik mis het dansen, ik mis de onduidelijke gesprekken.
Ik heb het gevoel alsof ik met oogkleppen op door die eerste jaren heen gebaggerd ben. Met de ogen dichtgeknepen, vingers in de oren en gaan. Het gaat vanzelf voorbij.
Het is voorbij.
En nu zie ik het, nu zie ik wat jullie zeggen willen. Open je ogen voor mij, loop je geluk niet voorbij.