Het is lente in de voorjaarsvakantie. Terwijl warmte records worden verbroken, teken exploderend groeien en de egels massaal uitsterven zie ik ook bij mijn vijftal de verwarring. Kind 2 stuift al om twaalf uur met vriendinnen zonder jas richting de plaatselijke natuurtuin alias ‘hangplek’; “Mam, ze geven 18 graden dus ik ga echt niet met die hitte een jas aantrekken”. Kind 3 en 5 bekvechten om de trampoline en proberen elkaar hardhandig van de rand te duwen immers er mag er maar één op. Kind 5 stuift op zes maten te grote rolschaatsen door de tuin en wilt vooral buiten het hek wat menig gefrustreerde kleuter discussies opwekt; “Ik ben echt al groot! Waarom niet? Ik doe het hoor…!”. Kind 4 klaagt in duidelijke taal over het zonlicht waardoor ze het beeldscherm van de televisie niet goed kan zien. O en er is nog kind 1 die is zo stabiel, die blijft vergroeid met zijn spelcomputer. Alle vijf (bijna) dezelfde genen en opvoeding en toch zo anders in behoeften, interesses, karakter en visie.
“Ik hoop dat ik net zoveel van deze kan houden als van mijn eerste…” verzuchtte laatst een kennis hoogzwanger van kind 2. Ik knipperde met mijn hooikoorts ogen als teken dat ik het niet begreep, door de buitenwereld wellicht uitgelegd als een nieuwe stuifmeel getriggerde aanval. Ik zie moederliefde als een onuitputtelijke bron van energie die geen bodem kent. Nooit heb ik wakker gelegen of ik van het nieuwe leven in mijn buik wel evenveel kon houden als van dat wat ik al op de wereld had geperst.
Ik weet nog dat ik vers bevallen van drie als een junk naar de plaatselijke slager vluchtte voor een biefstuk. “Snel een vierde maken hoor zo’n derde hangt er altijd zo bij.” Ik was sprakeloos en niet omdat ik mijn mond vol had met rood vlees na 9 maanden onthouding. Alsof je een kind krijgt voor een ander kind: “Hier, heb je wat om mee te spelen”. En heeft een derde echt zo’n typische plek in het gezin als vijfde wiel? Net zoals een enig kind ‘zielig’ is zonder broertjes of zusjes. Of mijn zoon, de enige mannelijke versie van het vijftal maar eigenlijk mag ik dat niet meer zeggen in dit pre-transgender tijdperk (hoera!), het zwaar heeft omdat hij opgroeit met vier zusjes in een eenoudergezin bestaande uit een moeder.
Kind 2 is net zo bijzonder als 1 en het getal 2 mag je invullen als ieder getal dat na 1 komt. Nieuw leven. Ja, natuurlijk is er meer rust door een stuk herkenning en minder 1 op 1 tijd omdat er al 1 of meerdere rondlopen, maar de verwondering en de oneindige liefde blijft. Ik durf zelfs te beweren dat ik bij 5 een stuk relaxter was, mede door de ervaring en de leeftijd waardoor zij anders dan kind 1 is opgegroeid met een minder onzekere moeder. Tel uit je winst.
Mijn derde kreeg nog twee zusjes en bleek er echt niet bij te hangen. Mijn oudste bevestigd het vooroordeel en is inderdaad serieus en slim, maar dat komt door zijn karakter. Die credits zijn niet aan mij en daarbij scoort kind drie op IQ vooralsnog net zo hoog. Kind 2 is net zo sociaal en spontaan als kind 4, maar ook dat dicht ik toe aan hun spontane en sociale karakter en niet aan hun plek binnen het gezin. En kind 5 lucky she kwam ruim na het viertal waardoor er voor haar veel meer tijd en ruimte was voor voorlezen, spelletjes en bezoeken aan musea, mede ook omdat zij aandacht kreeg van vijf en er altijd iemand paraat stond en staat om haar aandacht te geven. En zo zie je dat naast karakter, factoren als leeftijd van de ouder en gezinssamenstelling ook invloed hebben op hoe een kind zich ontwikkelt.
En ja, soms denk ik met heimwee terug naar die eerste toen alles nieuw en onontdekt was en de tijd vaak stil leek te staan. En toch is ieder kind weer een nieuw avontuur en geen herhaling. Oneindig veel liefde. Of het nou de tweede of zesde is. Alhoewel dat laatste voor mij een aanname is en geen ervaring.
Afbeelding laarsjes: Dasha Petrenko/Shutterstock