Wat ik altijd zo bijzonder vind, is dat sommige gezinnen met elkaar boodschappen gaan doen op zaterdagmiddag. Alsof met elkaar boodschappen doen een uitje is? Als ik dat thuis zou voorstellen: “Jongens gaan jullie gezellig mee boodschappen doen in de supermarkt?” Kijken ze me aan (inclusief mijn man), of ik gestoord ben geworden. “Wat is daar nu leuk aan?”, zeggen ze dan. “Dat weet ik ook niet? “Misschien kunnen we gezellig samen in de supermarkt overleggen wat we gaan eten?” Dat zie ik namelijk die andere ouders ook doen. “En vinden jullie het leuk om te helpen?” Nou, nee dus! En als ik eerlijk ben, vind ik het ook helemaal niet leuk als ze meegaan. Met de jongste boodschappen doen, vind ik soms al een ramp.
Mag ik worst?
Als we de slager binnenkomen, roept hij al: “Mag ik worst?” En hij gaat daar net zo lang mee door tot we aan de beurt zijn. Ondertussen sta ik er met een rood hoofd naast. Bij de bakker is het: “Mag ik koekje?”.
En als we uit noodzaak naar een kledingwinkel gaan en ik sta net in mijn onderbroek in een pashokje, vindt hij het wel weer tijd om te vertrekken. En moet ik in mijn onderbroek de winkel door om hem tegen te houden. Deze laatste kan dan weer mooi op mijn lijst, de top 10 gênante momenten.
Klotsende oksels
In de supermarkt past hij niet meer in het zitje. Daarvoor was het ook geen succes, want als ik me net had omgedraaid, stond hij rechtop in het zitje te balanceren. Zijn poging om te ontsnappen.
Bij de ingang van de deur staan van die speciale boodschappenwagens voor kinderen, in vorm van een auto. Deze zijn voornamelijk om de kinderen te plezieren. Elke moeder die daarmee rondloopt, kijkt als een oorwurm en is volledig bezweet. Sportschool is na de supermarkt dan niet meer nodig. Want die wagens zijn niet in beweging te krijgen, gaan alle kanten op, behalve de goede. Met klotsende oksels worden deze door de gangpaden geduwd. En wanneer ze allemaal in gebruik zijn, is het net zo dramatisch, want dan ligt zo’n peuter te brullen in het gangpad! Ze willen dan in de auto en dan ook nog precies een bepaalde kleur.
Maar de tijd is voorbij dat hij in het zitje past, dus er wordt geholpen. En dat schiet altijd lekker op. Als je even niet oplet worden er allerlei spullen in je kar gesmeten, wat je absoluut niet nodig hebt. Of de goede spullen worden in andermans karretjes gegooid. Want al die dingen lijken zo op elkaar. Als je geluk hebt, blijven de potjes, eieren en toetjes heel.
Mij niet gezien
Bij ons in de supermarkt hebben ze ook zo’n speelplekje waar de kinderen in kunnen klimmen. Zoals bij een binnenspeeltuin. Ideaal is dat natuurlijk, behalve als je naar huis wilt. Op dat moment kruipt hij altijd net in het uiterste hoekje en roept hij dan: “Pak me dan, als je kan, je kunt me toch niet pakken!”. En ja hoor, dan moet ik midden in de supermarkt dat speeltoestel inklimmen. En als je dan net halverwege vast zit, komt er altijd net een bekende langs: “Ha, jij ook hier!”.
Dus uiterst respect voor alle ouders die op zaterdagmiddag met het hele gezin boodschappen gaan doen. Mij niet gezien. Ik ga liever met ze naar de speeltuin of het bos.