“Wees toch een keer lief voor elkaar!”, tetter ik als mijn bloedjes elkaar het licht in de ogen weer eens niet gunnen. “Jullie zijn familie, van je broer of zus moet je het hebben!”, tetter ik door terwijl de middelste de oudste een stomp op haar schouder geeft. Mijn kinderen zitten in zo’n fase. Zo’n fase waarin ze het even niet met elkaar kunnen vinden. Zacht uitgedrukt.
En het voelt alsof het door mijn vingers glipt. Er was een tijd dat ze dikke maatjes waren. Maar nu? Dit is niet waarom ze een broertje of zusje hebben. Zo heb ik ze niet opgevoed. Lees meer