Straatspelletjes van vroeger, ken jij ze nog?

Toen we opgroeiden, waren de straten en pleinen onze speelvelden. Zonder smartphones en computers speelden we buiten met vriendjes en vriendinnetjes. Hier zijn enkele van de populairste straatspelletjes van 20-30 jaar geleden, spelletjes die nostalgische herinneringen oproepen aan eenvoudige en zorgeloze tijden.

1. Tikkertje

Dit is waarschijnlijk een van de bekendste straatspelletjes. De regels zijn simpel: één iemand is ‘de tikker’ en moet de anderen tikken. Zodra iemand wordt getikt, wordt die de nieuwe tikker. Er waren talloze variaties, zoals ‘buutvrij’ of ‘boompje verwisselen’, waarbij je even veilig was als je een bepaalde plek aanraakte.

2. Verstoppertje

Verstoppertje was een klassieker die uren kon duren. Een persoon, de zoeker, telde tot een afgesproken aantal terwijl de anderen zich verstopten. Daarna moest de zoeker iedereen proberen te vinden. Wie het laatst werd gevonden, had gewonnen. Een bekende variant was ‘tien tellen in de rimboe’, waarbij je binnen tien tellen een verstopplek moest vinden.

3. Buutvrij

Dit spel werd vaak gecombineerd met verstoppertje. De ‘buut’ was een plek, zoals een boom of paal, waar je naartoe moest rennen zonder getikt te worden. Als je de buut bereikte, riep je “buutvrij!”, en was je veilig. Dit maakte het spel een extra uitdaging omdat je niet alleen moest verstoppen, maar ook weer terug naar de buut moest zien te komen.

4. Knikkeren

Knikkeren was meer dan een spel; het was een serieuze aangelegenheid. Iedereen had zijn eigen zak knikkers, vaak met verschillende maten en kleuren. Het doel was om zoveel mogelijk knikkers van de tegenstander te winnen door ze in een gat te rollen of uit een cirkel te schieten. Sommige knikkers, zoals bonken of glazen knikkers, waren extra waardevol.

5. Hinkelen

Met een krijtje tekenden we een hinkelbaan op de stoep, vaak met vakjes genummerd van 1 tot 10. Je gooide een steentje in een vakje en moest dan hinkelen zonder het steentje of de lijnen aan te raken. De uitdaging was om het steentje op te pakken zonder je evenwicht te verliezen.

6. Elastieken

Bij elastieken spande je een groot elastiek om de enkels van twee spelers, terwijl de derde eroverheen sprong. Je begon laag, rond de enkels, en het elastiek werd steeds hoger geplaatst, eerst bij de knieën, daarna bij de heupen en soms zelfs bij de nek. Er waren talloze sprongetjes en liedjes die bij het spel hoorden.

Oh ja, en dat oefenen thuis met de eetkamerstoelen! Wie deed dat niet?

7. Verklaar de oorlog

Bij dit spel werd er eerst een cirkel getekend die in verschillende vakken werd verdeeld, elk vak met de naam van een land. Elke speler koos een land en ging in zijn vak staan. Een speler werd aangewezen om te beginnen en riep “Ik verklaar de oorlog aan [land]!” terwijl hij een bal hoog in de lucht gooide. De speler van het genoemde land moest de bal zo snel mogelijk pakken, terwijl de rest wegrende. Als de bal gevangen was, riep de vanger “Stop!” en mocht hij proberen iemand te raken met de bal. Het spel ging door totdat één speler alle vakken veroverd had door andere landen te verslaan.

Als we geen bal hadden, riepen we alleen maar stop! En vervolgens ging je op de straat liggen om de tenen van de ‘weglopers’ aan te kunnen tikken. Zo maakte je eilandjes en kon je steeds verder komen.

8. Kettingtje leggen

Bij dit spel stond er een groep kinderen in een lange rij. De voorste rende weg, en de rest moest proberen hem te tikken. Als hij werd getikt, voegde hij zich bij de ketting door de hand van degene die hem tikte vast te houden. Dit ging zo door tot iedereen een lange ketting vormde. Het spel eindigde wanneer iedereen was getikt.

9. Stoepranden

Stoepranden was simpel, maar oh zo leuk! Je stond aan weerszijden van een weg met een bal. Het doel was om de bal zo te gooien dat deze tegen de stoeprand van de overkant kaatste. Als dat lukte en de bal terugkwam, kreeg je een punt en mocht je verder spelen. Wie het eerst een bepaald aantal punten had, won.

10. Stand in de Mand

Dit spel werd vaak gespeeld met een bal. Eén speler had de bal en riep de naam van een andere speler terwijl hij de bal de lucht in gooide. De speler wiens naam werd geroepen, moest de bal zo snel mogelijk vangen, terwijl de anderen wegrenden. Zodra de bal werd gevangen, riep de vanger “Stand!” en iedereen moest stilstaan. Vervolgens mocht de vanger drie stappen nemen en proberen iemand te raken met de bal. Als dat lukte, was die persoon de volgende die de bal gooide.

11. Touwtjespringen

Touwtjespringen was een geweldige manier om energie kwijt te raken. Soms sprong je alleen, soms met twee mensen die het touw draaiden. Er waren allerlei liedjes en ritmes die erbij hoorden, zoals “In spin, de bocht gaat in, uit spuit, de bocht gaat uit”. De uitdaging was om zo lang mogelijk te blijven springen zonder het touw aan te raken.

12. Schipper mag ik overvaren?

Dit spel begon met twee kinderen die tegenover elkaar stonden en een dialoog voerden: “Schipper mag ik overvaren? Ja of nee?” Als het antwoord “ja” was, mocht iedereen proberen naar de overkant te rennen, terwijl de schipper probeerde zoveel mogelijk mensen te tikken. Wie werd getikt, hielp de schipper in de volgende ronde.

Wij speelden het ook wel eens met kleuren. Dan moest je de genoemde kleur ergens in je kleding aan kunnen wijzen. Kun je je voorstellen welke kleurencombinaties ik dan ’s morgen aantrok!?

13. Rooie handjes

Ook wel bekend als “meppen” of “handklappen”. Twee spelers hielden hun handen tegenover elkaar, waarbij één speler de handen onder de handen van de ander had. De bedoeling was om onverwacht een tik uit te delen op de handen van de ander, die dan snel moest terugtrekken. Dit spel kon eindeloos doorgaan totdat iemand pijn in de handen kreeg!

14. Bokkie springen

Bij bokje springen moest één speler voorover gebogen staan, met de handen op de knieën of tegen een muur. De andere spelers sprongen over de ‘bok’ heen, vaak met een spreid- of steunsprong, waarbij ze hun handen op de rug van de ‘bok’ plaatsten. Ik kan me nog herinneren dat we op een gegeven moment zo hoog kwamen, dat we alleen onze hoofde naar voren deden!

15. 7 Sterren

Dit spel werd vaak gespeeld met een tennisbal tegen een muur. De bedoeling was om zeven verschillende handelingen met de bal uit te voeren, waarbij je elke keer de bal tegen de muur gooide en ving. De uitdaging was om dit foutloos te doen. De stappen waren als volgt:

  1. 1 keer: De bal simpelweg tegen de muur gooien en vangen.
  2. 2 keer: De bal gooien, een klap geven in je handen en de bal vangen.
  3. 3 keer: De bal tegen de muur gooien, je handen op de grond zetten en weer opstaan om de bal te vangen.
  4. 4 keer: De bal gooien, één keer rond je eigen as draaien en de bal vangen.
  5. 5 keer: De bal gooien, met één hand achter je rug proberen te vangen.
  6. 6 keer: De bal opgooien, met je voet de muur aantikken en de bal vangen.
  7. 7 keer: De bal gooien, een draai maken terwijl je handen in de lucht zijn, en de bal vangen.

Je begon bij één ster, en bij elke nieuwe poging moest je één stap verder gaan. Het werd steeds moeilijker naarmate je verder kwam, en als je een fout maakte, moest je terug naar het begin.


Uitgelichte afbeelding: Shutterstock

Previous ArticleNext Article
Pauline is moeder van een drietal en probeert naast haar kinderen ook al ruim 12 jaar deze website in leven te houden. Na jaren schrijven bleek de pen niet alleen goed te zijn voor mooie en waardevolle blogs, maar kan de pen ook tekeningetjes maken! Van deze tekeningetjes worden er weer leuke printables gemaakt die gebruikt kunnen worden tijdens kinderfeestjes, babyshowers en andere momenten om spelletjes te spelen. Hoe dan ook, er zitten nog genoeg ideeën in de pen. Dus kom gerust regelmatig langs om te checken welke inkt er nu weer op het papier is gekomen.