We waren op de camping in Frankrijk. En op de camping in Frankrijk is altijd wat te beleven.
Ik loop ’vroeg’ in de ochtend over de camping. Voor me loopt een moeder met twee kinderen. Ze heeft haar handen vol aan de stokbroodjes en croissantjes die ze net bij het winkeltje gehaald heeft. Haar dochtertje huppelt naast haar en haar zoontje fietst vrolijk op zijn fietsje om haar heen. Het idee aan een ontbijt met stokbroodjes, de warme ochtendzon op mijn gezicht en dit vrolijke tafereeltje voor me, heb ik helemaal zin in de dag. Ik zie hoe het jongetje nog een keer vrolijk lachend om zijn moeder heenfietst, oh stuurfoutje, maar moeder springt lenig opzij. Ik glimlach erom, maar schrik als moeder ineens ontploft. ”NU is het genoeg geweest! Je houdt nu op, ik ben er HELEMAAL klaar mee!”, gilt ze naar het jongetje…
’Wat is hier nu net gebeurd?’, vraag ik me af.
Later in de week breng ik mijn vuilnis naar de vuilcontainers bij de ingang van de camping. De zon brandt al flink, het is heet, maar in gedachten lig ik al in het zwembad. Wat is het leven op de camping toch relaxed. Als ik mijn bolderkar vol vuilnis de laatste meters tegen de steile helling voor de containers optrek, zie ik hoe een vader zijn vuilnis in de auto heeft geladen en daar samen met zijn zoontje aan het lossen is. ’Gezellig als je kinderen je even helpen’, denk ik. Terwijl de vader een vuilniszak in de container gooit, zie ik hoe zijn zoontje met een ingespannen gezicht zijn uiterste best doet de laatste zware zak uit de auto te halen. Het is een zware klus voor het jochie, maar het lijkt hem te lukken… totdat de bodem van de zak scheurt. Beteuterd kijkt hij naar het hoopje vuilnis onder de zak en dan komt zijn vader terug en gaat volledig uit zijn plaat „ben je helemaal gek geworden! Blijf er dan ook met je fikken vanaf…”. Het jongetje staart verdrietig naar de grond en de boze vader begint al tierend met grote passen heen en weer te lopen tussen het hoopje vuil en de containers.
‚Wat een lul!’, denk ik.
Maar dit kan mij ook overkomen. Hoewel mijn kinderen natuurlijk mijn eigen vlees en bloed, mijn schatjes, mijn alles zijn, kan ik ze af en toe echt wel achter het behang plakken. Soms weten die kleine etters mijn bloed werkelijk aan het koken te brengen. Eenmaal geïrriteerd, kan elke actie dat laatste druppeltje zijn dat ik nodig heb om te veranderen in de hulk. Groen van woede dwing ik ze te luisteren naar wat ik te zeggen hebt, want dit was écht de laatste keer dat ik dit onbeschofte gedrag van ze gezien heb. Nee, dit keer zijn ze echt te ver gegaan. Zo heb ik ze niet opgevoed, en dit wil ik ze echt nooit meer zien doen! Wat zijn die kinderen toch onredelijk en hoe halen ze het eigenlijk in hun hoofd?!
Zo rondkijkend op de camping, ben ik gaan beseffen dat ik niet de enige hulk op de wereld ben. Er zijn blijkbaar meer ouders met het hulk-syndroom. En als je aan het hulken bent, dan zie je het gewoon allemaal niet meer zo helder. Vaak zijn het helemaal niet de kinderen, maar juist de ouders die onredelijk zijn. De kinderen zijn gewoon kind, ze willen spelen, helpen en vooral veel leuke dingen doen. Soms zijn ze daarbij wat Oost-Indisch doof of onhandig… Dat zijn kinderen!
Nu eens kijken of ik me dit de volgende keer dat ik in een grote boze hulk verander ook nog kan herinneren…