Vanmorgen hadden we een vriendje van de jongste over de vloer. Ik ging al klaar zitten achter mijn laptop om te observeren. Ik dacht al: “Dit wordt een ochtend dat ik een hoop inspiratie kan opdoen”. En ja hoor, ik werd niet teleurgesteld. Genoeg om een boek over vol te schrijven. Ik had alleen geen tijd om te typen.
Echt, ik heb zoveel respect voor de leidsters van het kinderdagverblijf en peuterspeelzalen. In de leeftijd van 2 en 3 jaar is samen spelen soms een onmogelijke opgave. “Mij, mij, mij” is het. Of gejank dat ze hetgeen ook willen hebben wat een ander heeft. Het zijn soms net beesten en het gaat er echt niet zachtzinnig aan toe. Al moet ik bekennen nu de jongste ruim 3 is, het samen spelen steeds beter gaat.
Een keer ben ik met een feestochtend bij de peuterspeelzaal gaan helpen. Ik dacht, “gezellig”, dan zie ik eens hoe het eraan toe gaat. Ik had een groepje met vier van die schattige peutertjes onder mijn hoede. “Moet toch enigszins te behappen zijn”, denk je dan. Nou, dat valt nog vies tegen. Ze zien er misschien wel lief en schattig uit, maar ondertussen. Ik had een jongetje in het groepje van net twee jaar. Hij was voor het eerst op de peuterspeelzaal. Eerst was hij alleen maar aan het schreeuwen om zijn moeder. Toen dat eigenlijk over was, ging hij op de vlucht. Ik had het groepje net bij een een spelletje neergezet. Moest ik het ontsnapte jongetje gaan zoeken. Toen ik terug kwam bij het spelletje, waar ik het overige groepje had achtergelaten, moest ik die peuters weer zoeken, want die hadden inmiddels ook de benen genomen. Kortom, ik was de hele ochtend op zoek naar ontsnapte peuters. Het enige onderdeel waar ze redelijk bleven zitten, was waar ze poffertjes te eten kregen en limonade te drinken. Alleen ging daar de limonade om en vraten ze elkaars borden leeg.
Maar vanmorgen heb ik twee peuters vermaakt. Waarbij ze soms elkaars vijand zijn en soms elkaars partners in crime. Net hoe hen uitkomt natuurlijk. Het is een soort explosie van testosteron in de kamer. Ze zijn lekker direct. Als ze boos zijn, meppen ze direct. Of zeggen ze: “Ik vind je niet meer lief.” Het kan allemaal maar duidelijk zijn, wat je wel en niet wilt. Ik spring halverwege in om ze uit elkaar te trekken. De baldadigheid neemt naar mate de tijd vordert toe. En als ik even niet oplet, zijn ze snel samen naar boven gerend om daar alles overhoop te trekken, om te gooien en door de kamer te smijten. Inclusief oer en aap geluiden. Alles wordt van elkaar afgepakt en als ik vraag: “Wie had hem eerst?” Hoor ik tweemaal: “Ikke!” Met vier hele onschuldige ogen die me aankijken. Snoeihard liegen, noem ik dat. Waarschijnlijk hebben ze ervaren dat oneerlijkheid het langste duurt.
Ze komen in ieder geval goed voor zichzelf op en laten het kaas niet van hun brood eten. Soms kan ik daar best iets van leren. Misschien alleen wel in wat mindere mate dan.